Makke lammetjes

Dom. Naïef. Verkeerd voorgelicht. Onoprecht. Vals. Wat Toine Beukering ook was of is of mankeert, hij is ongeschikt als voorzitter van de Eerste Kamer. De voormalig brigade-generaal vindt dat Joden maar weinig verzet boden in de Tweede Wereldoorlog. “Dat zo’n dapper strijdbaar volk als makke lammetjes gewoon (sic) door de gaskamers werd gejaagd.”

Beukering is van Forum voor Democratie, de partij die steeds onfrisser begint te ruiken, maar de oud-militair vindt zichzelf een ‘overtuigd liberaal.’ Zijn opmerkingen over het weinige verzet van Joden was voor hem juist brandstof om in het leger te gaan. Dat nooit meer, zo had hij gedacht. Tsja. Impliciet de Joden zelf de schuld geven van hun ondergang. Je moet maar durven.

Beukering had beter kunnen weten en zich meer kunnen verdiepen en lezen. Het boek ‘Vogelvrij. De jacht op de Joodse onderduiker’ van Sytze van der Zee, bijvoorbeeld. Hoe er naast en na de razzia’s individueel of in kleien groepjes werd gejaagd op Joden. En hoe mensen niet te beroerd waren hun buren aan te geven of kopgeld van 5 of 10 gulden op te strijken voor een uit zijn onderduikplaats gesleurde Jood.

Nederland kent het relatief hoogste percentage vermoorde Joden. Heel erg welkom waren ze hier niet. De Duitsers werden ‘keurig’ geholpen bij het traceren, uitsluiten, concentreren, opjagen en op transport zetten van onze Joodse landgenoten.
In zijn boek citeert Van der Zee uit het boek ‘Na de ondergang’ van politicoloog Ido de Haan. De Haan constateert: De ondergang van de Joden speelde zich af om de hoek, voor de deur, op de trap, in de huiskamer. Iedereen kon zien dat ze ontrecht, mishandeld en vernederd werden. En al konden waarschijnlijk de meesten zich geen voorstelling maken van de wijze waarop de Joden zouden worden gedood, sommigen waren zelfs niet in staat het leed dat zich zo dichtbij afspeelde, onder ogen te zien.

Als er al makke schaapjes waren, dan waren dat heel veel Nederlandse landgenoten die het wel best vonden en graag de andere kant opkeken en leeggekomen huizen van Joden leegroofden en in bezit namen. Het is een schaamtevolle episode in onze geschiedenis. De kronkelende gedachten van dit neo-kamerlid hebben we echt niet nodig om dit nog een keer te onderschrijven.

Chef-Kok

Wim Kok. Jongen van Bergambacht, van het strenge Zuid-Hollandse land. Kind van de klei. Jongen van de polder. Een brave, hardwerkende jongen, later letterlijk een grote man, wat hoog in de schouders, wat nukkig en hoekig, zo wist iedereen.

Wim Kok is niet meer. Een monument is om. Hij werd 80 en een week of vier. Alle loftrompetten worden gestoken voor een groot staatsman, de architect van het zo geroemde poldermodel. En, zo men nuchter kan concluderen, waarschijnlijk de laatste premier ooit van de PvdA.

Wim Kok. Er was iets met ideologische veren die moesten worden afgeschud. Het is hem door velen verweten en langdurig nagedragen. Kok zou de grote uitverkoper zijn van alles wat de sociaaldemocratie zo dringend nodig maakte. Het zal. Maar Kok maakte de PvdA groot. ‘Kies Kok’ was even simpel als effectief.

Hij werd later commissaris bij de grote jongens van het grote kapitaal waar de sociaaldemocratie zo vurig tegen ageerde. Velen vonden het verraad. Dat raakte hem, maar hij bleef bij wat hij deed.

Onder Kok was Nederland acht jaar Paars. Regeren zonder christelijke partijen, het moest en het kon. Dat was nog eens een doorbraak. De sociaaldemocratie kan er niet aan terugdenken zonder natte ogen.

Niemand kon zo Wim Kok zeggen als Bill Clinton. De schuinsmarcheerder zag in de Nederlandse premier de aanvoerder van de derde weg, een belangrijk politicus, een visionair die met alle polderpartners ons oneindig laagland een groot succes en een voorbeeld voor velen maakte.

Wim Kok. Chef-Kok. Letterlijk en figuurlijk een groot man. Wij gaan voorwaarts. Maar zullen niet vergeten.

Een lieve stad

Het is een prachtige zomeravond met een bijzondere gast en tot vlak voor het eind gaat het zoals het gaat en dan is er bijna op het eind dat einde dat maar onbesproken leef, het vooruitzicht van de dood waar Eberhard van der Laan liever niet aan denkt, maar dat zich dan onstuitbaar opdringt en weerspiegelt in de gebroken belofte die Abdelhak Nouri heet.

Het is het moment dat je weet dat komt, want met al het harde, stevige, sterke, dappere en moedige dat in zijn voornaam huist, is Eberhard natuurlijk ook gewoon een hele lieve jongen die in de ultieme worsteling met zichzelf is en zijn verantwoordelijkheidsgevoel gebruikt als nauwsluitend pantser tegen het onvermijdelijke.

In die paar uur zomergast bouwde de burgemeester een prachtig beeldhouwwerk van hoop, humanisme, betrokkenheid, gezonde dwarsigheid, energie, levenslust, nieuwsgierigheid en vertrouwen in een mensheid die dat lang niet altijd verdient en waarmaakt.

Ik hoop dat Eberhard nog een poosje burgemeester blijft, en dan nog een poosje blijft en dan nog een poosje, ja graag, doe maar, ik teken bij het kruisje. Want hoe groot kan het monument zijn voor een burgemeester – een Rijnsburger, mind you – die door zijn tranen heen hoopt dat zijn Amsterdam een lieve stad blijft. Een lieve stad. Wow. Dan zeg ik: lieve burgemeester. Die blijft niet nog een poosje, die gaat nooit meer weg.

 

Zeven dagen lang

bots

Een aardig stukje van Han Lips in Het Parool attendeerde mij op een uitzending van Het Uur van de Wolf die ik had gemist over de Eindhovense popformatie Bots die in de jaren ’70 furore maakte met een bijzondere mix van aantrekkelijke muziek, gezelligheid en geëngageerde teksten die resoneerden tot achter de Berlijnse Muur in de DDR.

Bots was het vehikel van en voor zanger, gitarist en componist en tekstschrijver Hans Sanders die de Brabantse band tot grote hoogte stuwde in een tijd dat het nog wel degelijk uitmaakte waar je stond, toen er klassen waren, kapitalisme dat bevochten moest en machten die bezworen moesten worden.

‘De een bezingt het leed, ik bezing de oorzaak’, liet Sanders optekenen in de Haagse Post. En de oorzaak was het kapitalisme waarvan de arbeider nog moest worden bevrijd. Bots was net de SP met muziek erbij. Het geluid sloeg ook in Duitsland aan, en op de vleugels van de vredesbeweging daar bleek Sanders ook in het Duits geloofwaardig over te komen.

Bots is uit mijn jeugd, de tijd dat je links moest zijn – nadenken kon later wel – en ik vond de lyriek van Sanders prachtig, van het klassieke kameraaddrinklied Zeven dagen lang tot het sombere Menens. Eind jaren ’70 studeerde ik blauwe maandagen op de Erasmus Universiteit. De opening van het studiejaar werd opgeluisterd door het toen hippe Gruppo Sportivo. De aula was te klein. Toen Bots twee nummers had gezongen, was de aula veel te groot. Waarschijnlijk was ik het enige rechtenstudentje dat bleef zitten bij Kom socialisten trek ten strijde.