Het kan geen toeval zijn dat de publicatie van het historisch onderzoek naar systematisch geweld van onze jongens in Indië op dezelfde datum is als de verjaardag van mijn vader.
Mijn vader was in Indië. Hij was er krap een jaar, in 1948, denk ik. Hij mocht eerder naar huis omdat zijn vader ernstig ziek was. Gek om te bedenken dat hij met het troepenschip door het Suezkanaal ging, dat hij de piramiden zag en op de heenweg het Neptunusritueel mocht ondergaan.
We hadden het er niet over. Mijn vader vertelde niks, en wij vroegen nergens naar. Dat hield het huis rustig. Dat hij elke reünie afliep en met zijn maten aan de saté ging, gaf wel aan dat hij vrienden had gemaakt en het vechten daar bond. Voor het leven.
Hij vertelde niks en wij namen hem niet serieus. Hij zat bij de para’s, maar vanwege zijn – latere – zwaarlijvigheid hadden wij alleen maar te doen met de parachutes waar hij aan moest hangen. Dat hielp niet.
Ik heb nog veel foto’s. Hele kleine kiekjes. Zwart wit. Geen datum, geen plaats. Mijn vader op een jeep. Mijn vader met een aapje. Een groepsfoto met de maten. Een stoere kiek van vader met pistool.
De naam Westerling viel wel eens. Dat was me er een, volgens mijn vader. Eén schurk op zo’n groot eilandenrijk. Zo makkelijk kon het niet zijn. Zo makkelijk was het niet. Er waren heel veel schurken.
Ik weet niet wat mijn vader deed dat niet mocht en juist moest. Ik kan het hem niet meer vragen. Hij ligt al lang op de eeuwige rijstvelden. Maar iets deugde er niet, Dat heb ik altijd geweten En nu na driekwart eeuw (!) ligt er een rapport dat ons voor altijd berooft van de zelfopgelegde status dat we beter zijn dan anderen.
Ik denk niet dat mijn vader en ik het daar over eens zouden geweest als we het er een keer over gehad zouden hebben, maar die kans hebben we laten lopen. Zo gaat dat. We noemen het geschiedenis.
Wij beter dan anderen?
Als dat eens waar zou zijn geweest dan zouden we met recht …