De kunst van puree en tomatensoep

Alles van waarde is weerloos. Onvervangbare schilderijen van onschatbare waarde van Van Gogh, Monet en Vermeer worden aangevallen met puree en tomatensoep. Ook de aarde is onvervangbaar en voor mens, plant en dier van onschatbare waarde, maar wij denderen er elke dag onvoorstelbaar veel troep overheen.

Actievoerders zien de makkelijke metafoor. Zij willen meer aandacht voor het mondiale klimaatprobleem. Maar zoals Bert Wagendorp in de Volkskrant schreef: ‘er is geen gebrek aan aandacht. We worden ermee doodgegooid. We verbinden er alleen geen conclusies aan.’ In zo’n klimaat hoeven de pureespuiters niet te rekenen op sympathie. Wat ze doen helpt hun eigen zaak dus niet. En dat zou toch wel hun doel moeten zijn.

Na de schilderkunst is nu ook de muziek aan de beurt. Gisteravond werd in het Amsterdamse Concertgebouw het concert van Orchestre e coro Sinfonia de Milano verstoord. Het zal geen toeval zijn dat dit concert was gekozen. Op de lessenaars lag Verdi’s Requiem, muziek voor de overledenen. De symboliek echode door de zaal waar het publiek niet gediend was van de actie en de activist de zaal uit werkte.

Maar intussen stijgt de zeespiegel gewoon door en maken we onze leefomgeving kapot. Yuval Noah Harari waarschuwde al voor de vernietigende kracht van Sapiens, wij dus. We leven alsof er geen morgen is, en dat zou – om meerdere redenen – best wel eens kunnen kloppen. Bert Wagendorp denkt dat we wel in actie komen, maar pas als het te laat is. Na ons de zondvloed.

Een inktzwarte zonnige dag in 1943

Mijn goede vriend Job nodigde mij uit voor de officiële onthulling afgelopen maandag van het herdenkingsmonument voor de grote razzia op Joden in Amsterdam op 20 juni 1943.

Die dag, nu 79 jaar geleden, werden ruim 5.500 van onze stad- en landgenoten bijeengedreven op het Olympiaplein in Zuid, vandaar in overvolle trams naar het Muiderpoortstation, met de trein naar Westerbork en maanden later naar eindstation Bergen-Belsen.

Ontmenselijkt, uit het openbare leven verbannen, geïsoleerd, getreiterd, geslagen, opgepakt, afgevoerd, vernietigd. De foto is zo krachtig omdat wij weten welk lot de mensen op de foto staat te wachten. Over acht maanden is iedereen dood.

De foto is gemaakt op 20 juni 1943, om 09.09 uur. Het ochtendlicht geeft een bepaalde schaduw die door kunstenaar Ram Katzir gevangen is in zijn kunstwerk Schaduwen dat – als je er overheen loopt – met je mee lijkt te gaan, zo kun je een begin van een gevoel krijgen over hoe het geweest moet zijn, op transport op die inktzwarte zonnige dag in 1943.

De dag van mijn vader

Vandaag is het vaderdag. Of beter: de dag van mijn vader. Zijn geboortedag. Hij was van 7 april 1926. Kind van het interbellum. Geklemd als het ware tussen een net uitgedoofde Spaanse griep en de slagschaduwen van een volgende Wereldoorlog. Wat lijkt 1926 dan vervelend veel op 2022. We herhalen de geschiedenis.

Mijn vader had een grote liefde voor het boek, het geschreven woord. In de Tweede Wereldoorlog was hij secretaris van het ondergrondse – want verboden – literaire tijdschrift Parade der Profeten. Hij had contact met ontluikende schrijvers als W.F. Hermans. Het woord zou zijn toekomst zijn. Maar zo liep het niet.

Pas na zijn pensionering en een arbeidzaam leven van tegenvallend werk, pakte hij het woord weer op. Hij begon Boekstaf, een klein handeltje in boeken, “lekker een beetje rommelen en klooien met boekies”, noemde hij dat. Eerste drukken. Bijzondere uitgaven. Hij vond het boeiend om bij Gerard Reve en Joop Schafthuizen in Schiedam thuis te komen. Reve was klant. Vond hij mooi.

Met al die liefde voor het boek en het woord bleef er niet zoveel liefde meer over voor zijn directe omgeving. Ik miste hem tijdens zijn leven meer dan na zijn dood. Maar hij bracht me in ieder geval wel op het pad van het woord. De vele boeken thuis waren een bron van kennis en ontwikkeling waar ik me zonder voorbehoud aan mocht laven.

Na vele vruchteloze pogingen ben ik nu een heel eind op weg met mijn eerste boek: Soundtrack van mijn jeugd. Het gaat over muziek, over geschiedenis, over de geschiedenis van muziek en over mezelf in die geschiedenis.

Ware hij nog in leven dan zou mijn vader best een beetje trots zijn geweest op mijn schrijven en mijn boek. Maar trots is wat anders dan liefde. Ooit voegde hij mij toe dat ik mijn talent wel van hem moest hebben. Hij erkende het talent, maar het klonk niet als een lieve vader, maar eerder als revanche op een leven dat hem te weinig bracht en zijn talenten maar matig benutte.

Hopelijk staat er ergens op de eeuwige lettervelden een comfortabele fauteuil met voetenbankje waar hij na de ontdekking van die hemel prachtige eerste drukken door zijn handen kan laten gaan en zijn liefde exclusief kan focussen op die ‘boekies.’

Verloren in geweld

Het kan geen toeval zijn dat de publicatie van het historisch onderzoek naar systematisch geweld van onze jongens in Indië op dezelfde datum is als de verjaardag van mijn vader.

Mijn vader was in Indië. Hij was er krap een jaar, in 1948, denk ik. Hij mocht eerder naar huis omdat zijn vader ernstig ziek was. Gek om te bedenken dat hij met het troepenschip door het Suezkanaal ging, dat hij de piramiden zag en op de heenweg het Neptunusritueel mocht ondergaan.

We hadden het er niet over. Mijn vader vertelde niks, en wij vroegen nergens naar. Dat hield het huis rustig. Dat hij elke reünie afliep en met zijn maten aan de saté ging, gaf wel aan dat hij vrienden had gemaakt en het vechten daar bond. Voor het leven.

Hij vertelde niks en wij namen hem niet serieus. Hij zat bij de para’s, maar vanwege zijn – latere – zwaarlijvigheid hadden wij alleen maar te doen met de parachutes waar hij aan moest hangen. Dat hielp niet.

Ik heb nog veel foto’s. Hele kleine kiekjes. Zwart wit. Geen datum, geen plaats. Mijn vader op een jeep. Mijn vader met een aapje. Een groepsfoto met de maten. Een stoere kiek van vader met pistool.

De naam Westerling viel wel eens. Dat was me er een, volgens mijn vader. Eén schurk op zo’n groot eilandenrijk. Zo makkelijk kon het niet zijn. Zo makkelijk was het niet. Er waren heel veel schurken.

Ik weet niet wat mijn vader deed dat niet mocht en juist moest. Ik kan het hem niet meer vragen. Hij ligt al lang op de eeuwige rijstvelden. Maar iets deugde er niet, Dat heb ik altijd geweten En nu na driekwart eeuw (!) ligt er een rapport dat ons voor altijd berooft van de zelfopgelegde status dat we beter zijn dan anderen.

Ik denk niet dat mijn vader en ik het daar over eens zouden geweest als we het er een keer over gehad zouden hebben, maar die kans hebben we laten lopen. Zo gaat dat. We noemen het geschiedenis.

Fired up, ready to go!

Change. Yes We Can. Fired up, ready to go! Dat was Barack Obama in campagnetijd. Hij heeft nog steeds Mister President als aanspreektitel, maar de politicus is schrijver geworden, chroniqueur van zijn politieke leven. Het verschil in volume is gigantisch. ‘A Promised Land’, het eerste deel van zijn memoires, telt 832 pagina’s. Zo kom je ook zonder familie de Kerst wel door.

Obama wil nu graag gezien worden als schrijver en vroeg om schrijvers in plaats van politiek journalisten om hem te interviewen. Vanuit ons land viel die eer te beurt aan Tommy Wieringa die zich in eloquent Engels van zijn taak kweet en zeker in het eerste deel van het gesprek de nogal makkelijk breedsprakerige Obama op kortere koers hield.

Wat had ik graag op de plek van Wieringa gezeten. Oog in oog en vraag en antwoord met Barack Obama. I was fired up and ready to go. Nu moet ik het doen met de herinnering aan het bezoek van Obama aan Amsterdam in april 2016. We stonden op het dak te zwaaien naar de Marine helicopters op weg naar het Rijksmuseum. Ik weet zeker dat Obama terugzwaaide. Zo is hij. En nu maar hopen dat hij dat ook – al was het maar in een voetnoot – mee heeft genomen in ‘A Promised Land.’ Ik kan niet wachten tot het Kerst is.

Als de dag van toen

Als je ouder en ouder wordt, dan ga je anders naar je ouders kijken en wat zij voor je deden, lieten en betekenden. Tot je verdriet of vreugde ga je voelen dat je meer op hen lijkt dan je dacht of hoopte. DNA verraadt zich niet.

Mijn ouders zijn al jaren dood, ze stierven in hetzelfde jaar. Maar zolang er aan je wordt gedacht en over je wordt gesproken, ben je niet echt dood, zo las en leerde ik ooit. En vandaag is het dan Moederdag, de dag naar Internationale Vrouwendag was – en blijft – de geboortedag van mijn moeder, een mooie dag om nog wat meer aan haar te denken en over haar te schrijven.

Als je kinderen klein zijn wil je ze ‘showen’ aan oma en opa, maar dat lukte niet lang. En waar je graag meer wilde weten of het hoe en wat vroeger, ging de deur vaak net te snel en onverbiddelijk dicht. Veel was moeilijk, veel was pijnlijk.

Maar hoe moeilijk zij het had en ik het haar maakte: ze was mijn moeder, en naarmate je ouder wordt zou je graag nog een woorden willen wisselen, even maar, zoals toen ze net was overleden ik haar in mijn buurt voelde. Ik geloof er niet in, maar het was er wel. Energie. Sterk gevoeld verlies. Wat dan ook.

Het is lang geleden, maar als de dag van toen, hou ik van jou en misschien hou ik nog wel meer van jou als toen die dag…

De man met de vlinderdas

Niemand weet meer wie hij was. Hij heet nu de man met de vlinderdas. Wat we wel weten, is dat hij op 22 of 23 februari 1941 door de Duitse bezetter werd opgejaagd, opgepakt en daarna afgevoerd en vermoord.

De razzia’s tegen de Joden in Amsterdam waren de brandstof voor de Februaristaking die twee dagen duurde en daarna hardhandig de kop werd ingedrukt.

We weten niet wie de man met de vlinderdas was, en er is geen filmbeeld van de Februaristaking. De oorlog is ver uit een vorige eeuw, alles lijkt te verdwijnen en te verdampen, alsof het niet gebeurd is.

En daarom is het zo goed dat we herdenken. Opdat wij niet vergeten. En de verhalen blijven vertellen, ook al weten we de naam niet of hebben we geen foto van die enige staking in Europa in de Tweede Wereldoorlog.

De Dokwerker is het beeld van dat verzet in februari 1941. We weten dat Mari Andriessen het beeld maakte, en dat zijn vriend Willem Termetz ervoor poseerde. Dat weten we wel. De Dokwerker is niet afgebeeld als held, maar als een ‘gewone’, maar vastberaden arbeider.

Uitgeroeid

Er is al zoveel geschreven over de Tweede Wereldoorlog, maar nog lang niet genoeg, en het mag ook nooit stoppen. Dit weekend kwam de Anne Frank Stichting met twee foto’s waarop Margot Frank, de oudere zus van Anne, staat.

Het zijn foto’s uit de zomer van 1941. Het is prachtig weer. De zon schijnt op de Amstel en op de meiden van de Vereeniging ter Bevordering van de Watersport onder Jongeren. Er wordt geroeid, gelachen, genoten. Maar niet lang meer. In september 1941 mag Margot niet meer roeien en haar Joodse coach Roos van Gelder mag de meiden niet meer trainen.

Niet zo langzaam en zeer zeker wordt de Joodse gemeenschap in ons land geïsoleerd. De roeigenoten zijn solidair en stoppen ook met roeien. Het is een mooie daad van vriendschap en solidariteit, maar de gang naar het einde is onontkoombaar. Margot en Anne overlijden in februari 1945 in Bergen-Belsen. Uitgeroeid. Letterlijk en figuurlijk. Hoe symbolisch is de foto.

De laatste getuigen

Ik was een paar jaar geleden in het Poolse Krakau. Een drie kwartier verder ligt het Nazi-vernietigingskamp Auschwitz. Veel mensen gaan er naar toe. Ik ging ook. Ik vond en voelde dat nu ik er was op de plek moest zijn waar zoveel mensen zijn vermoord. Een historische schandvlek en schandplek van onvoorstelbare dimensies.

Veel mensen gaan naar Auschwitz. Als je slecht kijkt bij aankomst, dan denk je aan een soort pretpark. Grote parkeerplaatsen, snackbas, terrassen. Dat krijg je als veel mensen naar hetzelfde gaan. Maar ik vond het goed dat zoveel mensen gaan en gingen, hopelijk om er over na te denken en het verhaal te vertellen, net zoals de laatste nog levende getuigen nu nog kunnen doen.

Maar laten we vooral niet denken dat het een eenmalige barbarij was. De Italiaanse schrijver en scheikundige Primo Levi overleefde Auschwitz en stelde: “Het is gebeurd, en dat betekent dat het opnieuw kan gebeuren.” Dat is niet rustgevend, maar wel realistisch.

Wat wij onmenselijk noemen, is wat de mens zelf aanricht. En: te veel mensen in te veel landen hebben Auschwitz mogelijk gemaakt. Zeker vandaag is het goed om daarbij stil te staan.

Makke lammetjes

Dom. Naïef. Verkeerd voorgelicht. Onoprecht. Vals. Wat Toine Beukering ook was of is of mankeert, hij is ongeschikt als voorzitter van de Eerste Kamer. De voormalig brigade-generaal vindt dat Joden maar weinig verzet boden in de Tweede Wereldoorlog. “Dat zo’n dapper strijdbaar volk als makke lammetjes gewoon (sic) door de gaskamers werd gejaagd.”

Beukering is van Forum voor Democratie, de partij die steeds onfrisser begint te ruiken, maar de oud-militair vindt zichzelf een ‘overtuigd liberaal.’ Zijn opmerkingen over het weinige verzet van Joden was voor hem juist brandstof om in het leger te gaan. Dat nooit meer, zo had hij gedacht. Tsja. Impliciet de Joden zelf de schuld geven van hun ondergang. Je moet maar durven.

Beukering had beter kunnen weten en zich meer kunnen verdiepen en lezen. Het boek ‘Vogelvrij. De jacht op de Joodse onderduiker’ van Sytze van der Zee, bijvoorbeeld. Hoe er naast en na de razzia’s individueel of in kleien groepjes werd gejaagd op Joden. En hoe mensen niet te beroerd waren hun buren aan te geven of kopgeld van 5 of 10 gulden op te strijken voor een uit zijn onderduikplaats gesleurde Jood.

Nederland kent het relatief hoogste percentage vermoorde Joden. Heel erg welkom waren ze hier niet. De Duitsers werden ‘keurig’ geholpen bij het traceren, uitsluiten, concentreren, opjagen en op transport zetten van onze Joodse landgenoten.
In zijn boek citeert Van der Zee uit het boek ‘Na de ondergang’ van politicoloog Ido de Haan. De Haan constateert: De ondergang van de Joden speelde zich af om de hoek, voor de deur, op de trap, in de huiskamer. Iedereen kon zien dat ze ontrecht, mishandeld en vernederd werden. En al konden waarschijnlijk de meesten zich geen voorstelling maken van de wijze waarop de Joden zouden worden gedood, sommigen waren zelfs niet in staat het leed dat zich zo dichtbij afspeelde, onder ogen te zien.

Als er al makke schaapjes waren, dan waren dat heel veel Nederlandse landgenoten die het wel best vonden en graag de andere kant opkeken en leeggekomen huizen van Joden leegroofden en in bezit namen. Het is een schaamtevolle episode in onze geschiedenis. De kronkelende gedachten van dit neo-kamerlid hebben we echt niet nodig om dit nog een keer te onderschrijven.