De kunst van puree en tomatensoep

Alles van waarde is weerloos. Onvervangbare schilderijen van onschatbare waarde van Van Gogh, Monet en Vermeer worden aangevallen met puree en tomatensoep. Ook de aarde is onvervangbaar en voor mens, plant en dier van onschatbare waarde, maar wij denderen er elke dag onvoorstelbaar veel troep overheen.

Actievoerders zien de makkelijke metafoor. Zij willen meer aandacht voor het mondiale klimaatprobleem. Maar zoals Bert Wagendorp in de Volkskrant schreef: ‘er is geen gebrek aan aandacht. We worden ermee doodgegooid. We verbinden er alleen geen conclusies aan.’ In zo’n klimaat hoeven de pureespuiters niet te rekenen op sympathie. Wat ze doen helpt hun eigen zaak dus niet. En dat zou toch wel hun doel moeten zijn.

Na de schilderkunst is nu ook de muziek aan de beurt. Gisteravond werd in het Amsterdamse Concertgebouw het concert van Orchestre e coro Sinfonia de Milano verstoord. Het zal geen toeval zijn dat dit concert was gekozen. Op de lessenaars lag Verdi’s Requiem, muziek voor de overledenen. De symboliek echode door de zaal waar het publiek niet gediend was van de actie en de activist de zaal uit werkte.

Maar intussen stijgt de zeespiegel gewoon door en maken we onze leefomgeving kapot. Yuval Noah Harari waarschuwde al voor de vernietigende kracht van Sapiens, wij dus. We leven alsof er geen morgen is, en dat zou – om meerdere redenen – best wel eens kunnen kloppen. Bert Wagendorp denkt dat we wel in actie komen, maar pas als het te laat is. Na ons de zondvloed.

ALS de dag van toen

Pieter

Maandag overleed Pieter Steinz aan de ongeneeslijke spierziekte ALS. Zijn dood kwam niet onverwacht, maar dat maakt de klap en het verdriet niet minder. Mooi dat de media loftrompetten staken om zijn werk en belang te duiden. Zo noemde Het Parool Pieter toch ‘vooral een zeer welsprekende gids in de wereld van de literatuur, de muziek, de kunsten en al het andere wat de cultuur te bieden heeft.’ Dat is mooi. En welverdiend. Zo kundig en bevlogen als hij was, zo aardig was hij ook en moedig bleek hij.Gelukkig ben ik met de mooie herinneringen aan onze samenwerking bij het Nederlands Letterenfonds, Pieter als directeur, en ik als één der bestuurderen.

Het is wrang als je getroffen wordt door een ziekte als ALS die je niet kunt verslaan. De kans dat je het krijgt lijkt ook zo miniem. Jaarlijks krijgen in Nederland rond de 450 mensen de diagnose ALS. Op de Nederlandse bevolking is dat heel veel nullen achter de komma. Maar Pieter kreeg het. Hij vocht, werkte door, en schreef verbluffend nuchter over de ziekte hem sloopte. Dat moet je ook maar kunnen. Ik moet steeds denken aan het programma  The Meaning of Life waarin de Britse acteur Stephen Fry wordt gevraagd wat hij tegen God zou zeggen mocht hij hem ooit ontmoeten. Fry sprak de prachtzin: Bone cancer in children. What is that all about? How dare you?”

Het is ook wrang als je één pagina na het mooie in memoriam over Pieter in Het Parool leest hoe directeur Eric N. € 177.000 stal uit de kas van de Stichting ALS. “How dare you”, past ook hier prima. N. probeerde de diefstal af te dekken door in de kas van een andere stichting te klauwen. Nu heeft hij spijt, maar toen rolde het gestolen geld gemakkelijk naar zijn grote gezin met zeven kinderen, naar vakanties, loterijen en de opknapbeurt van een zeiljacht. Als het aan de officier van justitie ligt, mag deze N. een jaar lang in detentie gaan nadenken over zijn verderfelijk handelen. Shame on you.

Het brengt Pieter niet terug. Een goed en getalenteerd mens is veel te vroeg gestorven. Wat blijft is zijn mooie werk en de gedachten aan de dag van toen en hoe en wie en wat hij was en betekende. Hij zal in ieder geval langer herinnerd worden dan deze Eric N. Is er tenminste nog iets van gerechtigheid…

Long Lang

lang-lang-2-1361966482-view-0‘Hoe Lang is een Chinees. En Lang Lang ook.‘ Onze jongste dochter Hedda werd gek van het woordspelletje dat ze maar niet begreep. Het was geïnspireerd door de CD Dragon Songs van Lang Lang die op de Siciliaanse vlaktes voortdurend door de huurauto schalde.

Het was mijn eerste kennismaking met Chinese muziek, met een heus Chinees pianoconcert, De Gele Rivier, de Chinese pedant van de Russische Wolgaslepers. Die Lang Lang wilde ik wel eens in het echt zien en horen. Dus enkele jaren terug vol zin richting Concertgebouw. Dat was die avond echter potdicht en pikkedonker. Ik had me een dag vergist. Lang Lang was allang weer elders pianeren. Ik moet bij thuiskomst heel sip hebben gekeken. Mijn kinderen hebben het er nog over.

Gisteravond had ik mijn revanche. Goed op de datum gelet. Eén van de laatste stoelen veroverd. Bij het Concertgebouworkest speelde Lang Lang alle sterren en spotjes van de hemel in het Pianoconcert van Maurice Ravel. Ik vind het geen boeiend concertwerk, maar het is een prachtige showcase voor Lang Lang die volgens mij bij mime of ritmische gymnastiek ook zo mee zou kunnen.

Ravel had in 1932 een auto-ongeluk. Dat maakte het componeerproces moeizaam, zo las ik in het programmaboek. Wel gek dat het Pianoconcert in G volgens dat boek in 1931 in première zou zijn gegaan. Hoe dan ook: Ravel droeg het werk op aan de pianiste Marguerite Long, en Long is weer Lang in het Engels, al was de pianiste Frans. En zo waren alle cirkels toch weer een beetje rond.

Toch gek dat ik van de alleen in China al 1,3 miljard Chinezen er maar eentje ken: Lang Lang. Ik ben van het Westen, en niet van het Oosten. Lang Lang is van het Oosten en het Westen. Hij brengt het Westen naar China en het Oosten naar het Westen. Hij is veel meer een wereldburger dan ik. En ook een betere pianist.

Fan-tas-tisch

Hans van Manen

Pensioen pas op je 67ste. Veel ouderen werken nog veel langer door. Hans van Manen zal het bezien met een licht-cynische glimlach. De choreograaf par excellence is 81 jaar en geen vezel in zijn lijf denkt aan stoppen.

Gisteren haalde hij maar weer eens de voorpagina van Het Parool. De stadskrant berichtte over de Masterclass – ‘op audiëntie bij de meester’- die Van Manen gaf voor particuliere sponsors van Het Nationale Ballet. De maestro aan het werk. De Mondriaan van de dans. Altijd een genot.

In mijn jonge jaren werkte ik bij Het Nationale Ballet en mocht Van Manen van dichtbij meemaken en getuige zijn van zijn scheppingskracht maar ook van zijn niet te missen buien en driften en jubel en hosanna. De eeuwig twijfelende grote kunstenaar kon het hele Muziektheater op de Damwanden laten trillen als hij zijn zin niet kreeg of het orkest weer weigerde een kwartiertje door te oefenen.

Vaak dreigde hij met vertrek, of vreesde ik dat hij alle kantoren zou verbouwen. Hij had daar een passend vocabulaire bij. Maar het waren altijd de spanningen voor de première. De in zijn ogen te geringe repetitietijd. De te geringe aandacht voor de grote Hans.

Maar na de première was het altijd groot feest, was Hans van Manen dol en uitgelaten en was het goed eten en drinken en was de hele avond ‘fan-tas-tisch’ en iedereen een ‘schat’, en dat werd zwierend uitgesproken, zoals alleen Hans van Manen dat kan. En de ruzies en het gefoeter? Allemaal vergeten. Er was net weer een parel aan de ketting van Van Manen geregen, en daar staat nu een repertoire dat in één woord fan-tas-tisch is. Chapeau.

Speaking in Tongues

Talking+Heads+live.1

De Heilige Geest vind ik veruit het vaagst van de heilige drie-eenheid. God kan ik wel plaatsen. Dat is de CEO. Onzichtbaar in zijn loft op de 14.296e etage, maar wel alom aanwezig. Zijn zoon werd zelfs vlees en bloed, maar zal daar nog steeds met gemengde gevoelens terugkijken op zijn korte bezoek aan die schepsels van zijn vader.

De Heilige geest verschijnt ook niet, maar wordt uitgestort, ik heb dat altijd een intrigerend begrip gevonden, zeker omdat de discipelen van Jezus erdoor ‘in tongen gingen spreken’ en zo het evangelie in alle talen verkondigden. Zo was de christelijke kerk geboren. Waarachtig een wonder. Goed om daar jaarlijks twee Pinksterdagen voor uit te trekken.

En nu we het toch hebben over Speaking in Tongues. Het is de titel van het vijfde album van The Talking Heads uit New York, een album dat losser en luchtiger klinkt dan briljante voorgangers zoals Fear of Music, en het door mij nog immer bewierrookte Remain in Light, met de hypnotiserende chant Once in a Lifetime.  

Ik heb The Talking Heads één keer live gezien, in de Jaap Edenhal, het zal 1981 zijn geweest, met bijzondere support acts The B-52’s en Pearl Harbor and the Explosions. Het oorspronkelijke kwartet uit New York was voor die tour groots uitgebreid tot een waanzinnig swingbedrijf met inhoud en voorganger David Byrne als de hoeder van de heilige geest van een band op de pieken van creativiteit: You may ask yourself, where does that highway lead to?

Vandaag geen Op een mooie Pinksterdag, geen zon maar regen, geen Leen Jongewaard en André van den Heuvel in de musical Heerlijk duurt het langst, niet meer madeliefjes plukken en eendjes voeren met m’n dochter(s) aan de hand, en nog even geen zorgen over een behanger, een Franse zanger, of iemand uit Den Haag. Handen thuis, en lazer op. Speaking in Tongues papa style…

Smooth Operator

Childhood photo of David Geffen, Coney Island, NY. Photo courtesy of PBS

In 2000 reed ik met vrienden de historische Route 66 van Chicago naar L.A. en in eindpunt Santa Monica kocht ik een gesigneerd exemplaar van het boek The Operator van Tom King over David Geffen, de meest invloedrijke man in de Amerikaanse muziek- en filmindustrie, en één van de rijkste mensen in Amerika.

Ik kende de naam David Geffen wel, maar associeerde hem vooral met een voor in mijn ontwikkeling belangrijke periode in de jaren ’70 toen hij samen met Elliott Roberts het platenlabel Asylum Records (‘Crazy about music’) had en de grote motor was achter mijn seventies ‘helden’ The Eagles, Jackson Browne en J.D. Souther.

Dat Geffen zo groot werd en is, mag een klein wonder heten. Eigenlijk had hij alles tegen. Een verlegen, Joodse, homoseksuele jongen uit Brooklyn zonder veel talent. Maar Geffen bleek wel een enorm talent te hebben voor het herkennen en exploiteren van de talenten van anderen en hoe daar ongelooflijk rijk mee te worden.

Maar alles heeft een prijs. Zo beschermend en lief als Geffen kon zijn voor zijn artiesten en vrienden, zo meedogenloos en into your face kon The Operator zijn, en hij vergat nooit iets. Meedogenloos, egomaan, en tegelijkertijd altijd op zoek naar liefde, aandacht en erkenning. Ach, it’s that same old story.

Geboeid keek ik in Het Uur van de Wolf deze week naar de documentaire David Geffen wint altijd, een prachtig tijdsdocument en een boeiend portret van een smooth operator met de kracht van een atoombom. Aan de documentaire werkte Geffen mee, aan het boek van King ook, maar hij gaf het niet zijn zegen, het is ook nogal een hard en confronterend boek, eigenlijk exact zoals Geffen zelf.

Koeienbehang

Pink Floyd Atom Heart Mother cover Lulubelle

De één zijn dood, is de ander zijn blog. Met het verschijden deze week van de Britse designer Storm Thorgeson kreeg ik het ultieme excuus om schaamteloos een favoriete albumhoes uit het stenen tijdperk op te voeren: Atom Heart Mother van Pink Floyd.

Een koe in een weiland. Dat is alles. Geen titel. Geen bandnaam. Niets op de hoes, behalve Lulebelle III, wat zo heet de herkauwer die enigszins verstoord achterom kijkt en daar Storm Thorgeson met zijn camera ziet staan. De rest is geschiedenis.

Thorgeson maakte het gezicht van Pink Floyd in de jaren dat de Britse band zich van een psychedelische undergroundband ontwikkelde tot het icoon van symfonische rock met nummers van bijzondere lengte. Zo mag je voor het titelnummer van Atom Heart Mother 23.44 minuten met de koptelefoon en pretsigaret horizontaal op de bank.

Voor de één is het bombastische edelkitsch, voor de ander is het een voor 1970 bijna revolutionair werk van band met orkest en koor vol wendingen en effecten, met wegscheurende motoren, explosies, hinnekende paarden, en dus een koe op de hoes, geïnspireerd door de koeien en het koeienbehang van Andy Warhol.

Ik had de jeugdige en heerlijk naieve leeftijd om er door gefascineerd te raken, dat is ook nooit verdwenen, en ik denk dat het bijzondere ontwerp van Thorgeson daar een niet onbelangrijke rol bij of bijrol heeft gespeeld, een koe ergens buiten Londen, zo gewoon, en op een albumhoes zo bijzonder.

Echt wereldberoemd werd Thorgeson overigens een paar jaar later met zijn ontwerp voor Dark Side of the Moon, de grote doorbraak voor Pink Floyd, artistiek en qua Money. En ook bij Dark Side of the Moon geen titel of bandnaam op de hoes. Je moet maar durven.