Uitgeroeid

Er is al zoveel geschreven over de Tweede Wereldoorlog, maar nog lang niet genoeg, en het mag ook nooit stoppen. Dit weekend kwam de Anne Frank Stichting met twee foto’s waarop Margot Frank, de oudere zus van Anne, staat.

Het zijn foto’s uit de zomer van 1941. Het is prachtig weer. De zon schijnt op de Amstel en op de meiden van de Vereeniging ter Bevordering van de Watersport onder Jongeren. Er wordt geroeid, gelachen, genoten. Maar niet lang meer. In september 1941 mag Margot niet meer roeien en haar Joodse coach Roos van Gelder mag de meiden niet meer trainen.

Niet zo langzaam en zeer zeker wordt de Joodse gemeenschap in ons land geïsoleerd. De roeigenoten zijn solidair en stoppen ook met roeien. Het is een mooie daad van vriendschap en solidariteit, maar de gang naar het einde is onontkoombaar. Margot en Anne overlijden in februari 1945 in Bergen-Belsen. Uitgeroeid. Letterlijk en figuurlijk. Hoe symbolisch is de foto.

De pest aan ouderen

OudJob van Amerongen is een dierbare vriend. Als er meer mensen zoals Job zouden zijn, dan zou Mokum en omstreken daar flink van opknappen. We spreken elkaar een paar keer per jaar. Hapje eten, wijn op tafel, en onszelf op tafel, en natuurlijk Ajax, de kinderen, onze PvdA en de toestand in de wereld. Ik ben trots op Job. Hij doet werk wat weinigen willen. Verpleegkundige in de ouderenzorg. Hij werkt zich zes slagen in de rondte. Voor een salaris wat bewijst dat we in Nederland de pest aan ouderen hebben.

‘We hebben dus de pest aan ouderen’ is de kop die Het Parool zette boven een groot ingezonden stuk van Job gisteren. Hierin fileert hij de ouderenzorg, de dikke middelvinger die wordt opgestoken naar mantelzorgers en de holle mantra van de participatiemaatschappij, synoniem voor ‘zoek het zelf maar uit.’ De ouderenzorg is de afvoerput van onze samenleving, waar iedereen veel minder betaald krijgt dan in andere zorg. We hebben de pest aan ouderen. Ouderen zijn alles wat wij niet willen zijn, maar toch graag ooit willen worden. Maar hopen dat er dan nog een paar Jobs zijn.

Recent vertelde Job mij over zijn zorgen over de ouderenzorg, over zijn eigen twijfel of hij dan maar dag in en week uit bij dat afvoerputje moest zijn, in een zorgwereld van bureaucratie, managersterreur, landje pik, bestuursbonussen en alles wat je verder eigenlijk niet wilt weten. Voor Job – de vriendelijkheid en voorkomendheid zelf – is het stuk in Parool bijna een noodkreet. Zo fel bijt hij meestal niet van zich af. Hij is boos, bezorgd en teleurgesteld, zoals helaas zovelen die zich voor wat zilverlingen het snot voor de ogen mogen werken.

Job is een sociaal-democraat in al zijn DNA. Bij elke misstand die wij bespreken, roept Job dan vrolijk ‘daar zou de PvdA eens iets aan moeten doen.’ Het is een grap. Maar het is Job ook ernst. Al 33 jaar lid, en voor zijn gevoel door zijn eigen partij en zijn eigen mensen in de kou van de afvoerput gezet. Dat verdriet mij. Job mag 60 uur per week werken en doet dat met alle liefde die hij heeft. Maar als zo iemand geen liefde meer voelt maar minachting, holle frases en de pest aan ouderen, dan gaat op een slechte dag ook bij hem het licht uit.

Long Lang

lang-lang-2-1361966482-view-0‘Hoe Lang is een Chinees. En Lang Lang ook.‘ Onze jongste dochter Hedda werd gek van het woordspelletje dat ze maar niet begreep. Het was geïnspireerd door de CD Dragon Songs van Lang Lang die op de Siciliaanse vlaktes voortdurend door de huurauto schalde.

Het was mijn eerste kennismaking met Chinese muziek, met een heus Chinees pianoconcert, De Gele Rivier, de Chinese pedant van de Russische Wolgaslepers. Die Lang Lang wilde ik wel eens in het echt zien en horen. Dus enkele jaren terug vol zin richting Concertgebouw. Dat was die avond echter potdicht en pikkedonker. Ik had me een dag vergist. Lang Lang was allang weer elders pianeren. Ik moet bij thuiskomst heel sip hebben gekeken. Mijn kinderen hebben het er nog over.

Gisteravond had ik mijn revanche. Goed op de datum gelet. Eén van de laatste stoelen veroverd. Bij het Concertgebouworkest speelde Lang Lang alle sterren en spotjes van de hemel in het Pianoconcert van Maurice Ravel. Ik vind het geen boeiend concertwerk, maar het is een prachtige showcase voor Lang Lang die volgens mij bij mime of ritmische gymnastiek ook zo mee zou kunnen.

Ravel had in 1932 een auto-ongeluk. Dat maakte het componeerproces moeizaam, zo las ik in het programmaboek. Wel gek dat het Pianoconcert in G volgens dat boek in 1931 in première zou zijn gegaan. Hoe dan ook: Ravel droeg het werk op aan de pianiste Marguerite Long, en Long is weer Lang in het Engels, al was de pianiste Frans. En zo waren alle cirkels toch weer een beetje rond.

Toch gek dat ik van de alleen in China al 1,3 miljard Chinezen er maar eentje ken: Lang Lang. Ik ben van het Westen, en niet van het Oosten. Lang Lang is van het Oosten en het Westen. Hij brengt het Westen naar China en het Oosten naar het Westen. Hij is veel meer een wereldburger dan ik. En ook een betere pianist.

To Blog or not to Blog..

Writer-s-block___.jpg.2Het was wel even mooi geweest, vond ik een maand of drie geleden. Elke dag een stukkie. Schrijven werd zo iets teveel een zelf opgelegde opdracht. Dat kon wel even wat minder. Dat kon wel even helemaal niet. En zo gezegd, zo niets gedaan. Geen blog. Lekker rustig. Andere dingen doen. Het zou vanzelf wel weer gaan kriebelen. En dat deed het ook. Gelukkig maar. Nu kan ik mijn zelf opgelegde blogblock terzijde schuiven, en vrolijk en fris weder beginnen. Zo dus. Bij deze. Maar niet elke dag een stukkie: dat zal het niet meer worden. Een paar stukkies per week. Maar misschien soms wel twee op een dag. Dat is ook mooi. En wel zo rustig. Wordt vervolgd…

Doodsangsten

A.F.Th. van der Heijden is geprezen om en bekroond voor zijn Tonio, het verhaal over zijn zoon die bij het Leidsplein in Amsterdam werd doodgereden. Ik heb het boek niet gelezen, ik durf niet, durf niet diep genoeg in het verhaal mee te gaan omdat ik daar mijn diepste angsten ontmoet. En daar moet ik al elke dag mee leven.

Vorige week kwam Mijsje niet thuis. Geschept door metrolijn 51. Dood. Ik schrok enorm toen ik het bericht langs zag komen. Lijn 51. Die komt langs de school van onze oudste dochter. Het zal toch niet. Het kan niet. Het mag niet. En het was niet. Maar het was wel Mijske. En als dan de moeder een bekende blijkt, stroomt het verdriet nog dieper naar binnen.

Ik leef met mijn angsten. Ik kan me niet voorstellen dat mijn kinderen niet thuis komen. Maar het gebeurt zo maar. Klap. Weg. Op de fiets. Of op school in Newtown, Connecticut. Het is niet te bevatten. En het verdriet moet hartverscheurend en onpeilbaar diep zijn.

We prevelen, we hopen, bidden en smeken dat de dood aan onze deur voorbij gaat. Het mag ook gewoon niet om als ouder je kind te moeten begraven, er is geen groter leed. En nu ik het opschrijf, hoop ik toch een heel klein beetje het ongeluk weer voor even te hebben afgewend. Zoals ik op zondagmiddag voordat de wedstrijd begint altijd even een paar tikjes met mijn keepershandschoen tegen de doelpaal geef. Het zou zomaar kunnen helpen.

Wat zeker ook zou helpen is als we het minder gevaarlijk voor elkaar maken. Als het ik soms even kan wachten. Hier in de buurt kookt mijn bloed onregelmatig vaak als ik zie hoe hard en onbeschoft er wordt gereden. Een 30-kilometer zone is aardig, maar het gros van de automobilisten trekt zich er niets van aan. Plankgas door de eenrichtingstraat. En wat valt nog meer op? Dat in de meeste van die Audi’s en Golfs (ja, sorry..) leuke, felgekleurde kinderzitjes zitten. Ze zouden zelfs zo hun eigen kinderen kunnen doodrijden.

Ik sta doodsangsten uit. Op mijn eigen tournees door de stad kom ik bijkans ogen tekort om alle gevaarlijke situaties het hoofd te kunnen bieden. Een paar weken geleden zag ook ik het niet aankomen. Een ouder liet zijn kind op straat uit de auto stappen, en ik kon het op het fietspad openknallende portier niet meer ontwijken. Dankzij mijn vele jaren keeperservaring kwam ik nog redelijk terecht. Ik had ook dood kunnen zijn. Het had ook één van onze dochters kunnen zijn.

In blessuretijd

Ik was hem eigenlijk uit het oog, zag hem ook niet meer op zijn donkerblauwe rijwiel hier door de straten en de buurt snellen, maar dacht er niets bij, totdat ik in Het Parool las dat Ed van Thijn begin mei was getroffen door een hartinfarct. Hij heeft het overleefd. Net als de oorlog. Maar Ed van Thijn leeft, zoals hij het zelf omschrijft, “in blessuretijd. Maar ik ben er nog.”

Eigenlijk mocht Ed van Thijn er niet meer zijn. Net als de andere Joodse kinderen die de Tweede Wereldoorlog hadden overleefd terwijl zovelen werden vermoord. Het schuldgevoel dat nooit verdwijnt, de oorlog die blijft. Maar schrijven hielp en helpt. Ik las ooit het mooie Het verhaal, en nu is er Blessuretijd, dilemma’s van een Joods politicus.

Van Thijn kan mooi schrijven, met een enorme indringendheid, maar ook met een soberte en zuinigheid die het vaak onvertelbare zo leesbaar en invoelbaar maken. Hij is onze schuin-achter-buurman, en zijn boeken liggen altijd gesigneerd bij de boekhandel vlakbij zijn huis, ik zal er met graagte een exemplaar kopen.

In Het Parool gaat het ook over het Jodendom en over geloof. Van Thijn is allerminst religieus. “En dat zal ik ook nooit worden. Een almachtige God die Auschwitz heeft toegestaan, is of niet almachtig, of deugt niet.”

Mooi is zijn anekdote over een bezoek aan een synagoge op Long Island, bij New York, waar de rabbijn zei dat er gelegenheid was voor het stille gebed, waarbij “..ieder van u uw eigen godsbeeld mag oproepen. If any.” Dat vindt Van Thijn nog eens tolerantie.

Voor iemand die er niet meer mocht zijn, heeft Ed van Thijn het ver gebracht en lang volgehouden. Na zijn hartinfarct is er de blessuretijd, hij weet het, het oog van de naald enzo, maar hij is er nog, en zal de kortheid van het geheugen blijven laken en ten strijde blijven trekken tegen “..de weerzin tegen het oprakelen van de geschiedenis.” De geschiedenis moet worden verteld, altijd, het verleden draagt immers de toekomst in zich.

Single Bullet Theory

Het was een klein bericht, aan de bovenrand van pagina 3 van Het Parool gisteren. ‘Almeerder raakt twee mensen met één kogel.’ Terrence A. schoot eind mei van dit jaar op het Stationsplein van Almere tijdens een ruzie twee mensen neer. De kogel doorboorde de man waar Terrence A. ruzie mee had, en raakte een omstander in zijn zij. De rechtbank in Lelystad vond deze dubbele moordpoging twaalf jaar cel waard.

Een kogel die twee mensen raakt. Het komt vast wel vaker voor. De beroemdste werd afgevuurd in Dallas, Texas, op 22 november 1963, en zou zowel president John F. Kennedy als de voor hem gezeten gouverneur John Connally meervoudig hebben verwond.

Die kogel is misschien wel de beroemdste kogel ter wereld, in ieder geval de meest besproken en het meest betwist. In het offciële onderzoek van de Warren Commissie naar de moord op JFK is de kogel bekend geworden als Commission Exhibit 399, of CE 399, The Single Bullet, door critici aangeduid als The Magic Bullet.

Volgend jaar is het een halve eeuw geleden dat Kennedy in Dallas werd vermoord. De controverse over door wie is nog steeds uiterst levendig. Centraal in de controverse staat of Lee Harvey Oswald de enige schutter en dader was (als hij het al deed), of dat er meerdere schutters waren, en dat er (dus) een samenzwering was.

In die controverse spelen het aantal afgevuurde kogels, de locatie(s) en de timing de hoofdrollen, naast de wereldberoemde ‘stomme’ film van Abraham Zapruder die de moordaanslag vastlegde. Anders dan Terrence A. kon Oswald niet worden berecht. Een dag na zij arrestatie werd Lee Harvey O. uit de weg geruimd door Jack Ruby, duistere nachtclubeigenaar met maffia-banden die met zijn ‘nobele daad’ Jackie Kennedy het leed van een traumatisch proces wilde besparen.

Er zijn nog steeds aanhangers van The Single Bullet Theory, maar het overgrote deel van de Amerikanen is ervan overtuigd dat er op die 22e november 1963 op en rond Dealey Plaza in Dallas meerdere  schutters waren en dat er dus een samenzwering was die – met de Warren Commissie als verhikel – snel en vakkundig richting doofpot ging.Volgend jaar november zal er weer een enorme exposure zijn over wat, wie en hoe op 22 november 1963.

Veteranendag

Ik wilde er niet aan, naar de veteranen. Toegegeven, de leeftijd heb ik allang, maar keepen in een lagere versnelliing, het leek me niets, het begin van het onontkoombare einde. Maar ja, als oude vrienden je vragen, dan ga je op zaterdagmiddag toch een keertje bij de veteranen in de goal staan. Dus vanmiddag mijn debuut op hoge leeftijd bij de veteranen. In ieder geval durf ik erover te bloggen.

Dit avontuur bracht me vanmiddag aan de rafelranden van Osdorp, op de rij van sportcomplexen waar ook het Turkse AGB huis heeft. We wonnen, 1-3, en dus deed ik het goed, en maakte het uiteindelijk ook niet uit de de scheidsrechter-van-dienst een thuisfluiter van de buitencategorie was, maar ach, op dit niveau.

Maar op dit niveau was de geblokte nummer 15 van AGB niet te beroerd om waarlijk  43 keer een vermeende overtreding richting zijn bovenbeen te demonstreren, in het veld, en aan de zijlijn, voor het schaars opgekomen publiek. Zelfs in de F’jes word je dan weggehoond.

Maar de pret was nog niet uit. Bij thuiskomst vond ik een kaart van Restaurant Willems (sinds 2012!) dat vlakbij de deuren opent. Of dat een genoegen is, valt te bezien. Op basis van de tekst op de kaart wordt het een zware dobber, een rondje kokhalzen voordat je binnen bent.

Kijk, het is simpel. Koken is een vak. Schrijven ook. Schrijven over koken en de ‘reataurantbeleving’ is ook een vak. Het is de bedoeling dat mensen zin en trek krijgen, en niet worden afgeschrikt door lelijke en grofstoffelijke nonsens. We zijn het eens. Maar bij Willems hadden ze een dorpsgek met niveaugebrek ingeschakeld om de buurt ‘warm te maken’ voor Willems. Leest u even mee?

Een paar pareltjes. ‘Het restaurant wordt gevuld met duizenden geluiden.’ Dat lijkt mij niet lekker. Volgens mij moet je een hertereet of een eend vullen. Maar het wordt nog leuker. ‘Als een doorlopende langspeelplaat vol geroezemoes en rinkelende glazen die zich geruisloos vermengd [sic] met de muziek.’ Tsja. Dat wordt geen feest.

Maar dan. ‘Ik neem de kalfsmuis. Klinkt gezellig.’ Kom maar op met die teil. En dan nog over warm licht, en vurig, en haar glinsterende ogen. Het is sex. Maar eerst nog even eten. En dan de uitsmijter (sorry..): ‘We hebben alleen gegeten (?). Eerlijk. Echt. Dat was genoeg.’ Wat u zegt. Meer dan genoeg.

En dan nog even. Naast ons huis zit Valerius Eten & Drinken. Want in de Valeriusstraat. Maar zij waren de eerste. En toen kwam dus ook Verhulst. Van de Verhulststraat. En nu Willems. Van de Willemsparkweg. Zo gaat dat. Lekker origineel. Ik heb al gegeten en gedronken. Als er straks veteranenziekte uitbreekt in de buurt, dan heb ik een vermoeden van de bron.