In blessuretijd

Ik was hem eigenlijk uit het oog, zag hem ook niet meer op zijn donkerblauwe rijwiel hier door de straten en de buurt snellen, maar dacht er niets bij, totdat ik in Het Parool las dat Ed van Thijn begin mei was getroffen door een hartinfarct. Hij heeft het overleefd. Net als de oorlog. Maar Ed van Thijn leeft, zoals hij het zelf omschrijft, “in blessuretijd. Maar ik ben er nog.”

Eigenlijk mocht Ed van Thijn er niet meer zijn. Net als de andere Joodse kinderen die de Tweede Wereldoorlog hadden overleefd terwijl zovelen werden vermoord. Het schuldgevoel dat nooit verdwijnt, de oorlog die blijft. Maar schrijven hielp en helpt. Ik las ooit het mooie Het verhaal, en nu is er Blessuretijd, dilemma’s van een Joods politicus.

Van Thijn kan mooi schrijven, met een enorme indringendheid, maar ook met een soberte en zuinigheid die het vaak onvertelbare zo leesbaar en invoelbaar maken. Hij is onze schuin-achter-buurman, en zijn boeken liggen altijd gesigneerd bij de boekhandel vlakbij zijn huis, ik zal er met graagte een exemplaar kopen.

In Het Parool gaat het ook over het Jodendom en over geloof. Van Thijn is allerminst religieus. “En dat zal ik ook nooit worden. Een almachtige God die Auschwitz heeft toegestaan, is of niet almachtig, of deugt niet.”

Mooi is zijn anekdote over een bezoek aan een synagoge op Long Island, bij New York, waar de rabbijn zei dat er gelegenheid was voor het stille gebed, waarbij “..ieder van u uw eigen godsbeeld mag oproepen. If any.” Dat vindt Van Thijn nog eens tolerantie.

Voor iemand die er niet meer mocht zijn, heeft Ed van Thijn het ver gebracht en lang volgehouden. Na zijn hartinfarct is er de blessuretijd, hij weet het, het oog van de naald enzo, maar hij is er nog, en zal de kortheid van het geheugen blijven laken en ten strijde blijven trekken tegen “..de weerzin tegen het oprakelen van de geschiedenis.” De geschiedenis moet worden verteld, altijd, het verleden draagt immers de toekomst in zich.