Fired up, ready to go!

Change. Yes We Can. Fired up, ready to go! Dat was Barack Obama in campagnetijd. Hij heeft nog steeds Mister President als aanspreektitel, maar de politicus is schrijver geworden, chroniqueur van zijn politieke leven. Het verschil in volume is gigantisch. ‘A Promised Land’, het eerste deel van zijn memoires, telt 832 pagina’s. Zo kom je ook zonder familie de Kerst wel door.

Obama wil nu graag gezien worden als schrijver en vroeg om schrijvers in plaats van politiek journalisten om hem te interviewen. Vanuit ons land viel die eer te beurt aan Tommy Wieringa die zich in eloquent Engels van zijn taak kweet en zeker in het eerste deel van het gesprek de nogal makkelijk breedsprakerige Obama op kortere koers hield.

Wat had ik graag op de plek van Wieringa gezeten. Oog in oog en vraag en antwoord met Barack Obama. I was fired up and ready to go. Nu moet ik het doen met de herinnering aan het bezoek van Obama aan Amsterdam in april 2016. We stonden op het dak te zwaaien naar de Marine helicopters op weg naar het Rijksmuseum. Ik weet zeker dat Obama terugzwaaide. Zo is hij. En nu maar hopen dat hij dat ook – al was het maar in een voetnoot – mee heeft genomen in ‘A Promised Land.’ Ik kan niet wachten tot het Kerst is.

The One I Love

remDeze dinsdag was een dag van de herinnering. Zo was het een kwart eeuw geleden dat R.E.M. het album Out Of Time uitbracht met het inmiddels legendarische Losing My Religion, een nummer waar ik na 25 jaar in de juiste setting nog steeds vochtige ogen van kan krijgen.

Het lijkt zo lang her, die zomer van 1991 op Griekse eilanden en overal uit speakers dat hypnotiserende en energieke Losing My Religion van vier jongens uit Athens, Georgia. Het leven strekte zich oneindig uit. Mooiere nummers waren er niet gemaakt en zouden niet meer worden opgenomen, zo leek het. Michael Stipe en zijn makkers maakten de ultieme song; catchy, tikje mysterieus, heerlijk om mee te brallen en te lallen, en met een heerlijk getokkelde mandoline. Out Of Time, really.

En nog effe lekker opscheppen: ik had R.E.M. nog in Paradiso gezien voordat het grote succes neersloeg. Het moet 1 oktober 1985 zijn geweest. Stevige gitaarrock, vleugje Byrds, een band op zoek naar een echt eigen geluid. Het succes lag klaar. Om de hoek. The One I Love. En Out Of Time bezorgde hen de megastatus. Wat een schoonheid. Maanden kippenvel.

Veel verder terug in de Amerikaanse geschiedenis ligt de moord op John F. Kennedy in Dallas, Texas, 22 november 1963, exact 53 jaar her. De moord is nooit opgelost. Lee Harvey Oswald had er niets mee te maken. Het Amerikaanse Congres kwam al in 1979 tot de conclusie dat er een complot was, maar de schutters zijn nooit gevonden, zo er al is gezocht.

Early Morning April 4

King.car.3Vandaag 46 jaar geleden werd Dr. Martin Luther King doodgeschoten op de gaanderij van The Lorraine Motel in Memphis, Tennessee. U2 maakte van the hit in 1968 in 1984 een hit met Pride (In the Name of Love) met de klassieke regels Early Morning April 4, Shot Rings out in the Memphis Sky.

Martin Luther (Maarten Luther) King was voorganger en boegbeeld van de zwarte beweging voor gelijke rechten in het in de jaren ’60 grotendeels nog tot op het bot verdeelde en openlijk racistische VS. Wereldberoemd werd hij door zijn prachtige ‘I have a Dream’-toespraak in Washington.

De moord op King is – net als de moord op JFK in 1963 en die op RFK vlak na King – altijd omgeven geweest door speculatie over complotten en meerdere schutters. Gerald Posner schreef er het prachtige boek Killing the Dream. James Earl Ray and the Assassination of Martin Luther King, Jr. over.

Memphis, moord en muziek, het Ierse U2 maakt de fraaie klank, klik en link op het nog steeds zo fraaie ‘Amerikaanse’ album The Unforgettable Fire, waarop ook nog een andere link met Memphis (Elvis Presley and America).

Want Memphis mag dan de plaats zijn waar King werd vermoord, maar in Memphis ligt toch vooral – op zijn landgoed Graceland – die andere King begraven: Elvis. En daar heeft Paul Simon nog een mooi liedje over.

A small step for (a) man

apollo-11-neil-armstrong-crew-walkout

Vandaag vierenveertig jaar geleden zette Neil Armstrong als eerste mens voet op de maan, de eerste mens op een ander hemellichaam dan de eigen aarde. Armstrong had lang tijd gehad voor een mooi opening statement. Maar wat zei hij nu eigenlijk?

De controverse heeft geduurd tot de dood van Armstrong vorig jaar. Altijd werd hij er weer op aangesproken. Altijd die twijfel. Wat had de commander van de Apollo 11 nu wel of niet precies gezegd?

Het klinkt als ‘a small step for men, but a giant leap for mankind.’ Maar volgens Armstrong zat er bieb of blieb op de lijn, en zou hij gezegd hebben ‘a small step for a man, but a giant leap for mankind.’ Had Armstrong zich vergist, of waren wij allen slechthorend?

Armstrong heeft nooit toegegeven. Stick to the story, was zijn tactiek. En op de schaal van groot en groter is het natuurlijk ook maar een detail, maar toch. Het kleefde en kleeft voor altijd aan Armstrong en de historische missie van de Apollo 11.

Ik was 11 toen de Apollo 11 landde. Ik herinner mij dat ik er mijn Brielse bed voor uit mocht, het geheugen zegt dat het laat in de avond of ergens in de nacht was. Ik vond het fantastisch, en ik kan ook zeggen dat ik Henk Terlingen – ‘Apollo Henkie’ – toen het speciale Apollo-programma heb zien presenteren op onze Nederlandse TV, uiteraard in zwart-wit.

Oh ja, en behalve de al-dan-niet-verspreking van Armstrong, was er de latere samenzweringstheorie dat die maanreizen allemaal nep waren en geproduceerd door Hollywood en met Stanley Kubrick aan de knoppen. Tsja. Daar kon Armstrong niks aan doen. Maar ook niks tegen doen. De één zeurt over je zinnetje, de ander zeikt dat je er überhaupt nooit geweest bent.

Speaking in Tongues

Talking+Heads+live.1

De Heilige Geest vind ik veruit het vaagst van de heilige drie-eenheid. God kan ik wel plaatsen. Dat is de CEO. Onzichtbaar in zijn loft op de 14.296e etage, maar wel alom aanwezig. Zijn zoon werd zelfs vlees en bloed, maar zal daar nog steeds met gemengde gevoelens terugkijken op zijn korte bezoek aan die schepsels van zijn vader.

De Heilige geest verschijnt ook niet, maar wordt uitgestort, ik heb dat altijd een intrigerend begrip gevonden, zeker omdat de discipelen van Jezus erdoor ‘in tongen gingen spreken’ en zo het evangelie in alle talen verkondigden. Zo was de christelijke kerk geboren. Waarachtig een wonder. Goed om daar jaarlijks twee Pinksterdagen voor uit te trekken.

En nu we het toch hebben over Speaking in Tongues. Het is de titel van het vijfde album van The Talking Heads uit New York, een album dat losser en luchtiger klinkt dan briljante voorgangers zoals Fear of Music, en het door mij nog immer bewierrookte Remain in Light, met de hypnotiserende chant Once in a Lifetime.  

Ik heb The Talking Heads één keer live gezien, in de Jaap Edenhal, het zal 1981 zijn geweest, met bijzondere support acts The B-52’s en Pearl Harbor and the Explosions. Het oorspronkelijke kwartet uit New York was voor die tour groots uitgebreid tot een waanzinnig swingbedrijf met inhoud en voorganger David Byrne als de hoeder van de heilige geest van een band op de pieken van creativiteit: You may ask yourself, where does that highway lead to?

Vandaag geen Op een mooie Pinksterdag, geen zon maar regen, geen Leen Jongewaard en André van den Heuvel in de musical Heerlijk duurt het langst, niet meer madeliefjes plukken en eendjes voeren met m’n dochter(s) aan de hand, en nog even geen zorgen over een behanger, een Franse zanger, of iemand uit Den Haag. Handen thuis, en lazer op. Speaking in Tongues papa style…

Outlaw Men

The Eagles

‘I’ll make you rich. I’ll be richer, but I’ll make you rich.’ Zo beschreef gitarist en zanger Glenn Frey de pitch van producer en labelbaas David Geffen om The Eagles onder contract te krijgen. ‘And he kept his word,’ zo memoreerde Frey in de documentaire over Geffen waar ik gisteren over schreef.

In diezelfde documentaire vertelde Jackson Browne dat Geffen Frey stimuleerde om een band te beginnen in plaats van met zijn vriend J.D. Souther troubadour en mooie jongens te spelen. ‘You should be in a band,’ verordonneerde Geffen bijna. En zo geschiedde.In 1972 kwam het debuutalbum van The Eagles uit en werden vier niet-Californiërs de new wave country-rockers uit Californië.

Lange haren, houthakkersghemden, kapotte spijkerbroeken, acoustische gitaren, en hemelse zang en koortjes, ik kon er als middelbare scholier in kapotte spijkerbroek geen genoeg van krijgen. Ik zag The Eagles in 1973 in Concertgebouw de Doelen, een plek waar ik later zou werken. The Eagles waren nog in hun originele line up, met Frey, en met drummer en zanger Don Henley, gitarist en mandolinespeler Bernie Leadon, en bassist Randy Meisner.

Na het thematische meesterwerk Desperado ging de cowboyverpakking uit, de versterker aan, en met de komst van Don Felder werden The Eagles rock in plaats van country, en dat zou altijd zo blijven, hoe zoetgevooisd de ook aanwezige ballads ook waren, zoals de megahit The Best of My Love.

Ik zag The Eagles nog een keer, in Ahoy, toen net hun epische Hotel California was verschenen. Daar stond geen kwartet alternatievelingen, maar een stadionband, het soort supergroepen waar de punk vlak daarna heerlijk lang overheen wilde pissen.

Ik werd groter, The Eagles snoven zich suf, gingen uiteen, kwamen weer terug, en komen volgend jaar weer eens langs in Nederland om de bankrekeningen te spekken, als moderne Outlaw Men die geen banken overvallen maar het geld op vrijwillige basis uit je zak weten te toveren voor schandalig dure kaartjes. ‘But I won’t make them any richer…’. .

Smooth Operator

Childhood photo of David Geffen, Coney Island, NY. Photo courtesy of PBS

In 2000 reed ik met vrienden de historische Route 66 van Chicago naar L.A. en in eindpunt Santa Monica kocht ik een gesigneerd exemplaar van het boek The Operator van Tom King over David Geffen, de meest invloedrijke man in de Amerikaanse muziek- en filmindustrie, en één van de rijkste mensen in Amerika.

Ik kende de naam David Geffen wel, maar associeerde hem vooral met een voor in mijn ontwikkeling belangrijke periode in de jaren ’70 toen hij samen met Elliott Roberts het platenlabel Asylum Records (‘Crazy about music’) had en de grote motor was achter mijn seventies ‘helden’ The Eagles, Jackson Browne en J.D. Souther.

Dat Geffen zo groot werd en is, mag een klein wonder heten. Eigenlijk had hij alles tegen. Een verlegen, Joodse, homoseksuele jongen uit Brooklyn zonder veel talent. Maar Geffen bleek wel een enorm talent te hebben voor het herkennen en exploiteren van de talenten van anderen en hoe daar ongelooflijk rijk mee te worden.

Maar alles heeft een prijs. Zo beschermend en lief als Geffen kon zijn voor zijn artiesten en vrienden, zo meedogenloos en into your face kon The Operator zijn, en hij vergat nooit iets. Meedogenloos, egomaan, en tegelijkertijd altijd op zoek naar liefde, aandacht en erkenning. Ach, it’s that same old story.

Geboeid keek ik in Het Uur van de Wolf deze week naar de documentaire David Geffen wint altijd, een prachtig tijdsdocument en een boeiend portret van een smooth operator met de kracht van een atoombom. Aan de documentaire werkte Geffen mee, aan het boek van King ook, maar hij gaf het niet zijn zegen, het is ook nogal een hard en confronterend boek, eigenlijk exact zoals Geffen zelf.

Een spectaculair onspectaculaire roman

Stoner. Zo heet het boek. En de hoofdpersoon heet William ‘Willy’ Stoner, uit Booneville, Missouri. Stoner is een boek uit 1965 van John Williams (en dat is dus niet die van Help, mijn man is klusser, en ook niet die klassieke gitarist…).

Stoner is echt zo’n over het hoofd gezien boek dat nu bijna 50 jaar na uitbreng alsnog diepe sporen slaat in de ziel. De flaptekst heeft het over ‘..een onwaarschijnlijk mooi geschreven roman over het weinig opzienbarende leven van een weinig opzienbarende man.’ Dat klinkt niet als een aanbeveling. Maar het intrigeert. En wat intrigeert trekt aan, en verkoopt. En zo is Stoner hier nu alsnog een hit.

Het boek is prachtig, vorm en inhoud, de cover is bekroond, en het boek is een page turner, bijna elke zin raak, en geen woord teveel. Kom er nu nog maar eens om. Het weinig opzienbarende leven van William Stoner verdiende weinig opzien, en dus is Williams meester in beperking en beheersing, maar als Stoner doodgaat komt toch de emotie, keurig aan het eind.

Stoner is zo’n boek dat je graag aan anderen aanbeveelt en kado wilt doen, als een soort onbetaald missionaris van het mooie woord en het fijne boek. Langs deze onsympathieke weg dus ook hier alle vlaggen uit voor Stoner, misschien toch ook wel als waarschuwing dat je je leven niet al te leeg en nutteloos moet laten verlopen.

In net 300 pagina’s ben je van jongeling namelijk al op je sterfbed. Dit is uw leven. Daar tussenin moet je er toch net iets meer van maken dan Willy Stoner weinig opzienbarend deed.

Psycho Killer

In de aanloop naar de release van de film Hitchcock – met Anthony Hopkins (niet Perkins..) als de grote Britse regisseur – komt er weer van alles los over de film Psycho uit 1960, misschien wel de beroemdste horrorfilm aller tijden. En dan is het best bijzonder om te lezen dat Sir Alfred Hitchcock de film eigenlijk bedoelde als een grote grap, alstongue-in-cheek.

De film Hitchcock die binnenkort ook hier te zien is, gaat over het moeizame proces om de film Psycho geproduceerd te krijgen. De geldschietende studio’s zien niets in de verfilming van het horrorverhaal van Robert Bloch. Hitchcock moet zijn eigen geld erin stoppen om de film gemaakte krijgen. De film brengt een veelvoud op van de productiekosten, en Hitchcock wordt steenrijk van de investering in zichzelf.

Het boek van Bloch uit 1959 is geïnspireerd op het gestoorde leven van Ed Gein uit Plainfield, Wisconsin, die voor moord, grafschennis en necrofilie levenslang werd opgesloten in een kliniek. Gein is inspiratiebron voor Bloch, voor Hitchcock, maar ook voor films als Texas Chain Saw Massacre en Silence of the Lambs

Het verhaal van Psycho zal Hitchcock vooral hebben aangesproken door de rol van de moeder en de getroebeleerde verhouding tussen zoon – moteleigenaar Norman Bates – en zijn moeder die hij al lang geleden uit jaloezie ombracht maar die nog steeds ‘leeft’ in het huis bij het motel.

Ook Ed Gein had een gestoorde en uiterst ongezonde verhouding met zijn moeder die hem leerde dat vrouwen hoeren en zondig waren en niet te vertrouwen. Het maakte haar tot een heilige, en Ed Gein zou zelfs zijn van zijn moeder ‘afvallige’ broer hebben vermoord, ofschoon dat één van de weinige zaken was die niet werd bewezen. Ook Hitchcock had een getroebeleerde moeder en een nare jeugd, maar hij kon zijn neuroses en fantasieën uitleven in zijn films en er in positieve zin wereldberoemd mee worden. .

De verfilming van Brett Easton Ellis’ American Psycho toont zich voorbeeldig schatplichtig aan Hitchcock’s Psycho en aan Ed Gein. In een gesprek brengt hoofdrolspeler Patrick Bateman Ed Gein ter sprake. Zijn collega denkt dat het om de maitre ‘d van Canal Bar gaat. “No, serial killer, Wisconsin, the 50’s.” en dan vertelt hij hoe dubbel Gein dacht over vrouwen, hoe hij ze mee uit wil nemen en aardig voor ze wil zijn. Maar dat zijn andere ik graag bedenkt hoe haar hoofd op een stok er uit zou zien. Don’t Touch Me, I’m a Real Live Wire, Psycho Killer, qu’est-ce que c’est…