Een gezicht van de oorlog

Een foto. De foto. Die foto. De blik. De angst en verwarring. Dat meisje. Settela Steinbach. Zij werd vergast in Auschwitz. Nog net geen tien jaar oud. Vergast omdat ze een Sinti-kind was. Een zigeunermeisje.

Iedereen kent Anne Frank. Weinigen kennen de naam Settela Steinbach, Maar vandaag was ze er weer. In een grote foto in een groot artikel in Het Parool. Omdat het morgen exact 75 jaar geleden is dat Settela in Westerbork op transport werd gezet. Er is een filmpje van waar we de foto van kennen:

Settela (over)leefde nog ruim twee maanden in Auschwitz. Op 31 juli 1944 werd ze vergast. Vrijwel haar hele gezin en familie werden vermoord. Haar vader overleefde de oorlog, maar overleed in 1946 van verdriet.

Ik zag dezer dagen Neo Nazi’s vlaggen zwaaiend marcherend en roepen om een nieuwe Holocaust. Antisemitisme tiert weer welig. In ons land hebben we een forum dat steeds meer aanschurkt tegen en onderdak biedt aan hele nare opvattingen en gedachten die zeker niet naar lavendel ruiken. Snuffel maar eens rond op het slagveld dat twitter heet.

De mens is de mens een wolf, of beter: een zwijn.

Ralph en Miep

Ik krijg de foto maar niet uit mijn hoofd. De foto is de basis voor het affiche voor de tentoonstelling ‘De Jodenvervolging in Nederland 1940-1945’ in het Holocaust Museum in Amsterdam.

Ze lijken voor ons ouder, maar het zijn nog maar kinderen op die foto. Ze zijn jonger dan mijn kinderen nu. Ze zijn 17 en 16 en al verloofd. Ik kijk naar de aktentas, de paraplu en hoe ze getekend zijn door de Jodensterren.

Ralph Polak en Miep Krant lopen in januari 1943 op de Dam richting de fotograaf hun vermoedelijke ondergang tegemoet. Ze kunnen geen kant op. Vlak hierna wordt Miep dan ook gearresteerd, maar Ralph weet haar via de Joodse Raad vrij te krijgen. Zij duikt onder in Baarn, wordt ernstig ziek, maar kan niet naar een ziekenhuis.

Ralph ontsnapt op 29 september 1943 uit het laatste grote transport naar het Oosten. Ze overleven beiden de oorlog en trouwen met elkaar. Ruim 100.000 Nederlandse Joden worden vermoord. En velen nog veel jonger dan Ralph en Miep…

She Was Naked

Met als kop ‘De gitaar als grote afwezige’ ruimde Het Parool zaterdag bijna 2 pagina’s in voor Supersister, de Haagse band die begin jaren ’70 verrassend andere muziek maakte en heel verrassend in het voorjaar van 1970 een grote hit scoorde met de single ‘She Was Naked’.

Supersister was ‘arty’, een vleugje Soft Machine, een snufje Zappa, Pink Floyd nog met Syd Barrett, jazz, en de nodige weirde humor. En geen gitaar dus, maar toetsen en een dwarsfluit.

Supersister was in termen van die tijd ‘Wow’, en niet voor niets heette een livesucces van hen ook zo. Supersister was gaaf. Coole muziek, coole looks, enorm lang haar. Dat ze dat durfden. Ik moest nog steeds naar de dorpskapper en daar regeerde de tondeuse.

Toen Supersister zo plots een hit scoorde, was ik net 12, net brugpieper af, maar bleu, kortgeknipt en geen idee over bloemetjes en meisjes, laat staan dat ik iets kon met een titel als ‘She Was Naked’, maar spannend was het wel.

Maar in mijn klas zat Nicolien. Zij was ouder dan ik, en had totaal geen interesse in me. Ze had oneindig haar en hot pants die haar benen alle ruimte boden. Ik was bleu en onwetend, maar als zij naakt zou zijn…

Maar Nicolien was niet alleen Nicolien en ongrijpbaar, maar bleek ook één van de oprichters van een Supersister-fanclub. Daar moest ik natuurlijk lid van zijn. Het gaf me een excuus om contact te leggen (en te houden) met Nicolien.

Er kwam allemaal niets van. Niet voor mij, in ieder geval. Met Nicolien ook niet zo. Ik kwam haar heel lang geleden tegen op een schoolreünie, en ik vond dat ze minder was dan de belofte van toen.

Supersister daarentegen is na een halve eeuw nog steeds bijzonder. Al hun werk is nu samengebracht in een mooie box die ‘Memories are new’ heet. De fanclub zal niet meer bestaan, maar de fans zijn er nog, de een wat beter ter been en minder doof dan de ander.

Chef-Kok

Wim Kok. Jongen van Bergambacht, van het strenge Zuid-Hollandse land. Kind van de klei. Jongen van de polder. Een brave, hardwerkende jongen, later letterlijk een grote man, wat hoog in de schouders, wat nukkig en hoekig, zo wist iedereen.

Wim Kok is niet meer. Een monument is om. Hij werd 80 en een week of vier. Alle loftrompetten worden gestoken voor een groot staatsman, de architect van het zo geroemde poldermodel. En, zo men nuchter kan concluderen, waarschijnlijk de laatste premier ooit van de PvdA.

Wim Kok. Er was iets met ideologische veren die moesten worden afgeschud. Het is hem door velen verweten en langdurig nagedragen. Kok zou de grote uitverkoper zijn van alles wat de sociaaldemocratie zo dringend nodig maakte. Het zal. Maar Kok maakte de PvdA groot. ‘Kies Kok’ was even simpel als effectief.

Hij werd later commissaris bij de grote jongens van het grote kapitaal waar de sociaaldemocratie zo vurig tegen ageerde. Velen vonden het verraad. Dat raakte hem, maar hij bleef bij wat hij deed.

Onder Kok was Nederland acht jaar Paars. Regeren zonder christelijke partijen, het moest en het kon. Dat was nog eens een doorbraak. De sociaaldemocratie kan er niet aan terugdenken zonder natte ogen.

Niemand kon zo Wim Kok zeggen als Bill Clinton. De schuinsmarcheerder zag in de Nederlandse premier de aanvoerder van de derde weg, een belangrijk politicus, een visionair die met alle polderpartners ons oneindig laagland een groot succes en een voorbeeld voor velen maakte.

Wim Kok. Chef-Kok. Letterlijk en figuurlijk een groot man. Wij gaan voorwaarts. Maar zullen niet vergeten.

Grachten vol tranen

Eberhard Edzard van der Laan is heengegaan. Het was de kroniek van een door hem zelf aangekondigde dood. Hij laat een lieve stad, een lieve vrouw en vijf lieve kinderen achter. Eberhard is er niet meer om voor ons te zorgen en over ons te waken.

Hij werd geboren in Rijnsburg, maar was Amsterdamser dan Amsterdam en het leek er wel op dat hij in zijn eentje de stad wilde torsen. Een ontembare energie. Een onbedwingbare behoefte en drang om problemen de wereld en vooral de stad uit te helpen.

Er is een Amsterdammer doodgegaan. En niet zo’n kleine ook. Maatje XL. Een oor, een aai, een arm voor iedereen en voor alles een oplossing. Een goed mens, met natuurlijk ook van die trekjes, maar ach. Als je de hele stad op je schouders torst, dan moet je af en toe ook wat blaffen, en bijten deed hij zelden.

Nu moeten we zonder Eberhard goed voor de stad en voor elkaar zorgen. Het was zijn opdracht aan ons. Nu hij er niet meer is, moeten wij het van hem overnemen. Een soort Amsterdamszelfbestuur. Onze liefderijke burgervader is er niet meer om ons te leiden. We zijn nu een stad met 855.000 wezen. Grachten vol tranen. Ik maak een diepe buiging. Dag, Eberhard.

Een lieve stad

Het is een prachtige zomeravond met een bijzondere gast en tot vlak voor het eind gaat het zoals het gaat en dan is er bijna op het eind dat einde dat maar onbesproken leef, het vooruitzicht van de dood waar Eberhard van der Laan liever niet aan denkt, maar dat zich dan onstuitbaar opdringt en weerspiegelt in de gebroken belofte die Abdelhak Nouri heet.

Het is het moment dat je weet dat komt, want met al het harde, stevige, sterke, dappere en moedige dat in zijn voornaam huist, is Eberhard natuurlijk ook gewoon een hele lieve jongen die in de ultieme worsteling met zichzelf is en zijn verantwoordelijkheidsgevoel gebruikt als nauwsluitend pantser tegen het onvermijdelijke.

In die paar uur zomergast bouwde de burgemeester een prachtig beeldhouwwerk van hoop, humanisme, betrokkenheid, gezonde dwarsigheid, energie, levenslust, nieuwsgierigheid en vertrouwen in een mensheid die dat lang niet altijd verdient en waarmaakt.

Ik hoop dat Eberhard nog een poosje burgemeester blijft, en dan nog een poosje blijft en dan nog een poosje, ja graag, doe maar, ik teken bij het kruisje. Want hoe groot kan het monument zijn voor een burgemeester – een Rijnsburger, mind you – die door zijn tranen heen hoopt dat zijn Amsterdam een lieve stad blijft. Een lieve stad. Wow. Dan zeg ik: lieve burgemeester. Die blijft niet nog een poosje, die gaat nooit meer weg.

 

14 Mei

14mei

Mijn moeder was een vrouw van weinig woorden. Zij bleef graag op de achtergrond, daar had ze het beste overzicht. Haar stem verhief zij nooit, terwijl daar aanleidingen genoeg voor waren. Zij luisterde meer dan ze sprak, en des te beter luisterde ik als ze vertelde over het bombardement op Rotterdam.

Mijn moeder was net 12 toen de Luftwaffe het Rotterdamse stadshart bombardeerde. Vanaf de Kleiweg in Hillegersberg zag ze met haar ouders en haar zusje de brandende stad, en die beelden van die 14e mei 1940 heeft zij altijd bij zich gedragen.

Mijn moeder heeft dat vorige kampioenschap van Feyenoord in 1999 nog meegemaakt. Voetbal interesseerde haar niet zoveel, ze vond het altijd fijn dat ik er zo’n plezier aan beleefde. In haar latere jaren als we zondags belden vroeg ze altijd of ik wist wat Ajax had gedaan. Het leek op sarren. Ze wist dat ik het niet wilde weten omdat ik Studio Sport wilde zien zonder voorkennis van de uitslagen. Toch gooide ze er dan zinnetjes als ‘nou, dat was niet best’ of ‘ga maar kijken, dat was wat’ uit.

Mijn moeder kon het niet laten, en één keer hapte ik echt en werd heel boos over wat ik een soort van gecalculeerd pesten vond. Ik vuurde een verbaal bombardement op haar af, zo’n moment dat altijd bij je blijft en waar je nu alsnog voor onder een steen wilt kruipen.

Mijn moeder is er niet meer en heeft dus geen weet gehad van de Renaissance van Feyenoord. En ook niet dat het kampioenschap van de ploeg van Zuid en van Gio de titel na 18 jaar drooglegging binnen sleepte op diezelfde 14 mei die zij maar niet kon vergeten. Na 77 jaar was de wederopstanding van Rotterdam voltooid. Het beeld van Zadkine heeft weer een hart. Het klopt rood en wit.  

The One I Love

remDeze dinsdag was een dag van de herinnering. Zo was het een kwart eeuw geleden dat R.E.M. het album Out Of Time uitbracht met het inmiddels legendarische Losing My Religion, een nummer waar ik na 25 jaar in de juiste setting nog steeds vochtige ogen van kan krijgen.

Het lijkt zo lang her, die zomer van 1991 op Griekse eilanden en overal uit speakers dat hypnotiserende en energieke Losing My Religion van vier jongens uit Athens, Georgia. Het leven strekte zich oneindig uit. Mooiere nummers waren er niet gemaakt en zouden niet meer worden opgenomen, zo leek het. Michael Stipe en zijn makkers maakten de ultieme song; catchy, tikje mysterieus, heerlijk om mee te brallen en te lallen, en met een heerlijk getokkelde mandoline. Out Of Time, really.

En nog effe lekker opscheppen: ik had R.E.M. nog in Paradiso gezien voordat het grote succes neersloeg. Het moet 1 oktober 1985 zijn geweest. Stevige gitaarrock, vleugje Byrds, een band op zoek naar een echt eigen geluid. Het succes lag klaar. Om de hoek. The One I Love. En Out Of Time bezorgde hen de megastatus. Wat een schoonheid. Maanden kippenvel.

Veel verder terug in de Amerikaanse geschiedenis ligt de moord op John F. Kennedy in Dallas, Texas, 22 november 1963, exact 53 jaar her. De moord is nooit opgelost. Lee Harvey Oswald had er niets mee te maken. Het Amerikaanse Congres kwam al in 1979 tot de conclusie dat er een complot was, maar de schutters zijn nooit gevonden, zo er al is gezocht.

Help!

sheaEr zou € 50.000 zijn geboden op een AH-winkelmandje waar Justin Bieber op het Gelderlandplein in Buitenveldert een paar biertjes in had gestopt. Gekte, zegt u? Ga dan maar eens kijken naar de mooie filmdocu ‘Eight Days A Week’ over het bestaan on the road van The Beatles in de jaren ’60.

De hysterie van teeners voor popidolen begon waarschijnlijk met de wiegende heupen van Elvis Presley, maar schoot bij The Beatles overnight in de allerhoogste versnelling. The Beatles waren bijna nergens meer veilig, moesten rennen voor hun leven, en werden bij elk concert gekgegild door hordes meisjes die hun idolen leken te willen verscheuren. Het geluid was zo hard en intens dat The Beatles zichzelf niet meer konden horen op het podium.

Het duurde zolang het duurde, en dat was niet lang. Wat onschuldig leek te beginnen met vier lads uit Liverpool, werd wereldwijde massahysterie die ook nog eens gevaarlijk werd. Op de Filipijnen werden ze bedreigd, Amerikaanse media keerden zich tegen de groep, en in de zuidelijke staten waren openbare plaatverbrandingen. Het onschuldige veranderde in enkele jaren in hard en gewelddadig, en voor The Beatles was de lol er toen helemaal af.

De foto boven is mooi en veelzeggend. Het is een optreden van The Beatles in het gigantische Shea honkbalstadion in New York. De terecht bezorgd kijkende man links in de voorgrond is Brian Epstein, manager van The Beatles. Hij kijkt naar bijna 60.000 mensen die eigenlijk volledig out of control, doorgedraaid en hysterisch zijn. In zijn blik lees ik slechts één woord: Help!

ALS de dag van toen

Pieter

Maandag overleed Pieter Steinz aan de ongeneeslijke spierziekte ALS. Zijn dood kwam niet onverwacht, maar dat maakt de klap en het verdriet niet minder. Mooi dat de media loftrompetten staken om zijn werk en belang te duiden. Zo noemde Het Parool Pieter toch ‘vooral een zeer welsprekende gids in de wereld van de literatuur, de muziek, de kunsten en al het andere wat de cultuur te bieden heeft.’ Dat is mooi. En welverdiend. Zo kundig en bevlogen als hij was, zo aardig was hij ook en moedig bleek hij.Gelukkig ben ik met de mooie herinneringen aan onze samenwerking bij het Nederlands Letterenfonds, Pieter als directeur, en ik als één der bestuurderen.

Het is wrang als je getroffen wordt door een ziekte als ALS die je niet kunt verslaan. De kans dat je het krijgt lijkt ook zo miniem. Jaarlijks krijgen in Nederland rond de 450 mensen de diagnose ALS. Op de Nederlandse bevolking is dat heel veel nullen achter de komma. Maar Pieter kreeg het. Hij vocht, werkte door, en schreef verbluffend nuchter over de ziekte hem sloopte. Dat moet je ook maar kunnen. Ik moet steeds denken aan het programma  The Meaning of Life waarin de Britse acteur Stephen Fry wordt gevraagd wat hij tegen God zou zeggen mocht hij hem ooit ontmoeten. Fry sprak de prachtzin: Bone cancer in children. What is that all about? How dare you?”

Het is ook wrang als je één pagina na het mooie in memoriam over Pieter in Het Parool leest hoe directeur Eric N. € 177.000 stal uit de kas van de Stichting ALS. “How dare you”, past ook hier prima. N. probeerde de diefstal af te dekken door in de kas van een andere stichting te klauwen. Nu heeft hij spijt, maar toen rolde het gestolen geld gemakkelijk naar zijn grote gezin met zeven kinderen, naar vakanties, loterijen en de opknapbeurt van een zeiljacht. Als het aan de officier van justitie ligt, mag deze N. een jaar lang in detentie gaan nadenken over zijn verderfelijk handelen. Shame on you.

Het brengt Pieter niet terug. Een goed en getalenteerd mens is veel te vroeg gestorven. Wat blijft is zijn mooie werk en de gedachten aan de dag van toen en hoe en wie en wat hij was en betekende. Hij zal in ieder geval langer herinnerd worden dan deze Eric N. Is er tenminste nog iets van gerechtigheid…