Doodsangsten

A.F.Th. van der Heijden is geprezen om en bekroond voor zijn Tonio, het verhaal over zijn zoon die bij het Leidsplein in Amsterdam werd doodgereden. Ik heb het boek niet gelezen, ik durf niet, durf niet diep genoeg in het verhaal mee te gaan omdat ik daar mijn diepste angsten ontmoet. En daar moet ik al elke dag mee leven.

Vorige week kwam Mijsje niet thuis. Geschept door metrolijn 51. Dood. Ik schrok enorm toen ik het bericht langs zag komen. Lijn 51. Die komt langs de school van onze oudste dochter. Het zal toch niet. Het kan niet. Het mag niet. En het was niet. Maar het was wel Mijske. En als dan de moeder een bekende blijkt, stroomt het verdriet nog dieper naar binnen.

Ik leef met mijn angsten. Ik kan me niet voorstellen dat mijn kinderen niet thuis komen. Maar het gebeurt zo maar. Klap. Weg. Op de fiets. Of op school in Newtown, Connecticut. Het is niet te bevatten. En het verdriet moet hartverscheurend en onpeilbaar diep zijn.

We prevelen, we hopen, bidden en smeken dat de dood aan onze deur voorbij gaat. Het mag ook gewoon niet om als ouder je kind te moeten begraven, er is geen groter leed. En nu ik het opschrijf, hoop ik toch een heel klein beetje het ongeluk weer voor even te hebben afgewend. Zoals ik op zondagmiddag voordat de wedstrijd begint altijd even een paar tikjes met mijn keepershandschoen tegen de doelpaal geef. Het zou zomaar kunnen helpen.

Wat zeker ook zou helpen is als we het minder gevaarlijk voor elkaar maken. Als het ik soms even kan wachten. Hier in de buurt kookt mijn bloed onregelmatig vaak als ik zie hoe hard en onbeschoft er wordt gereden. Een 30-kilometer zone is aardig, maar het gros van de automobilisten trekt zich er niets van aan. Plankgas door de eenrichtingstraat. En wat valt nog meer op? Dat in de meeste van die Audi’s en Golfs (ja, sorry..) leuke, felgekleurde kinderzitjes zitten. Ze zouden zelfs zo hun eigen kinderen kunnen doodrijden.

Ik sta doodsangsten uit. Op mijn eigen tournees door de stad kom ik bijkans ogen tekort om alle gevaarlijke situaties het hoofd te kunnen bieden. Een paar weken geleden zag ook ik het niet aankomen. Een ouder liet zijn kind op straat uit de auto stappen, en ik kon het op het fietspad openknallende portier niet meer ontwijken. Dankzij mijn vele jaren keeperservaring kwam ik nog redelijk terecht. Ik had ook dood kunnen zijn. Het had ook één van onze dochters kunnen zijn.

In blessuretijd

Ik was hem eigenlijk uit het oog, zag hem ook niet meer op zijn donkerblauwe rijwiel hier door de straten en de buurt snellen, maar dacht er niets bij, totdat ik in Het Parool las dat Ed van Thijn begin mei was getroffen door een hartinfarct. Hij heeft het overleefd. Net als de oorlog. Maar Ed van Thijn leeft, zoals hij het zelf omschrijft, “in blessuretijd. Maar ik ben er nog.”

Eigenlijk mocht Ed van Thijn er niet meer zijn. Net als de andere Joodse kinderen die de Tweede Wereldoorlog hadden overleefd terwijl zovelen werden vermoord. Het schuldgevoel dat nooit verdwijnt, de oorlog die blijft. Maar schrijven hielp en helpt. Ik las ooit het mooie Het verhaal, en nu is er Blessuretijd, dilemma’s van een Joods politicus.

Van Thijn kan mooi schrijven, met een enorme indringendheid, maar ook met een soberte en zuinigheid die het vaak onvertelbare zo leesbaar en invoelbaar maken. Hij is onze schuin-achter-buurman, en zijn boeken liggen altijd gesigneerd bij de boekhandel vlakbij zijn huis, ik zal er met graagte een exemplaar kopen.

In Het Parool gaat het ook over het Jodendom en over geloof. Van Thijn is allerminst religieus. “En dat zal ik ook nooit worden. Een almachtige God die Auschwitz heeft toegestaan, is of niet almachtig, of deugt niet.”

Mooi is zijn anekdote over een bezoek aan een synagoge op Long Island, bij New York, waar de rabbijn zei dat er gelegenheid was voor het stille gebed, waarbij “..ieder van u uw eigen godsbeeld mag oproepen. If any.” Dat vindt Van Thijn nog eens tolerantie.

Voor iemand die er niet meer mocht zijn, heeft Ed van Thijn het ver gebracht en lang volgehouden. Na zijn hartinfarct is er de blessuretijd, hij weet het, het oog van de naald enzo, maar hij is er nog, en zal de kortheid van het geheugen blijven laken en ten strijde blijven trekken tegen “..de weerzin tegen het oprakelen van de geschiedenis.” De geschiedenis moet worden verteld, altijd, het verleden draagt immers de toekomst in zich.

Single Bullet Theory

Het was een klein bericht, aan de bovenrand van pagina 3 van Het Parool gisteren. ‘Almeerder raakt twee mensen met één kogel.’ Terrence A. schoot eind mei van dit jaar op het Stationsplein van Almere tijdens een ruzie twee mensen neer. De kogel doorboorde de man waar Terrence A. ruzie mee had, en raakte een omstander in zijn zij. De rechtbank in Lelystad vond deze dubbele moordpoging twaalf jaar cel waard.

Een kogel die twee mensen raakt. Het komt vast wel vaker voor. De beroemdste werd afgevuurd in Dallas, Texas, op 22 november 1963, en zou zowel president John F. Kennedy als de voor hem gezeten gouverneur John Connally meervoudig hebben verwond.

Die kogel is misschien wel de beroemdste kogel ter wereld, in ieder geval de meest besproken en het meest betwist. In het offciële onderzoek van de Warren Commissie naar de moord op JFK is de kogel bekend geworden als Commission Exhibit 399, of CE 399, The Single Bullet, door critici aangeduid als The Magic Bullet.

Volgend jaar is het een halve eeuw geleden dat Kennedy in Dallas werd vermoord. De controverse over door wie is nog steeds uiterst levendig. Centraal in de controverse staat of Lee Harvey Oswald de enige schutter en dader was (als hij het al deed), of dat er meerdere schutters waren, en dat er (dus) een samenzwering was.

In die controverse spelen het aantal afgevuurde kogels, de locatie(s) en de timing de hoofdrollen, naast de wereldberoemde ‘stomme’ film van Abraham Zapruder die de moordaanslag vastlegde. Anders dan Terrence A. kon Oswald niet worden berecht. Een dag na zij arrestatie werd Lee Harvey O. uit de weg geruimd door Jack Ruby, duistere nachtclubeigenaar met maffia-banden die met zijn ‘nobele daad’ Jackie Kennedy het leed van een traumatisch proces wilde besparen.

Er zijn nog steeds aanhangers van The Single Bullet Theory, maar het overgrote deel van de Amerikanen is ervan overtuigd dat er op die 22e november 1963 op en rond Dealey Plaza in Dallas meerdere  schutters waren en dat er dus een samenzwering was die – met de Warren Commissie als verhikel – snel en vakkundig richting doofpot ging.Volgend jaar november zal er weer een enorme exposure zijn over wat, wie en hoe op 22 november 1963.

Veteranendag

Ik wilde er niet aan, naar de veteranen. Toegegeven, de leeftijd heb ik allang, maar keepen in een lagere versnelliing, het leek me niets, het begin van het onontkoombare einde. Maar ja, als oude vrienden je vragen, dan ga je op zaterdagmiddag toch een keertje bij de veteranen in de goal staan. Dus vanmiddag mijn debuut op hoge leeftijd bij de veteranen. In ieder geval durf ik erover te bloggen.

Dit avontuur bracht me vanmiddag aan de rafelranden van Osdorp, op de rij van sportcomplexen waar ook het Turkse AGB huis heeft. We wonnen, 1-3, en dus deed ik het goed, en maakte het uiteindelijk ook niet uit de de scheidsrechter-van-dienst een thuisfluiter van de buitencategorie was, maar ach, op dit niveau.

Maar op dit niveau was de geblokte nummer 15 van AGB niet te beroerd om waarlijk  43 keer een vermeende overtreding richting zijn bovenbeen te demonstreren, in het veld, en aan de zijlijn, voor het schaars opgekomen publiek. Zelfs in de F’jes word je dan weggehoond.

Maar de pret was nog niet uit. Bij thuiskomst vond ik een kaart van Restaurant Willems (sinds 2012!) dat vlakbij de deuren opent. Of dat een genoegen is, valt te bezien. Op basis van de tekst op de kaart wordt het een zware dobber, een rondje kokhalzen voordat je binnen bent.

Kijk, het is simpel. Koken is een vak. Schrijven ook. Schrijven over koken en de ‘reataurantbeleving’ is ook een vak. Het is de bedoeling dat mensen zin en trek krijgen, en niet worden afgeschrikt door lelijke en grofstoffelijke nonsens. We zijn het eens. Maar bij Willems hadden ze een dorpsgek met niveaugebrek ingeschakeld om de buurt ‘warm te maken’ voor Willems. Leest u even mee?

Een paar pareltjes. ‘Het restaurant wordt gevuld met duizenden geluiden.’ Dat lijkt mij niet lekker. Volgens mij moet je een hertereet of een eend vullen. Maar het wordt nog leuker. ‘Als een doorlopende langspeelplaat vol geroezemoes en rinkelende glazen die zich geruisloos vermengd [sic] met de muziek.’ Tsja. Dat wordt geen feest.

Maar dan. ‘Ik neem de kalfsmuis. Klinkt gezellig.’ Kom maar op met die teil. En dan nog over warm licht, en vurig, en haar glinsterende ogen. Het is sex. Maar eerst nog even eten. En dan de uitsmijter (sorry..): ‘We hebben alleen gegeten (?). Eerlijk. Echt. Dat was genoeg.’ Wat u zegt. Meer dan genoeg.

En dan nog even. Naast ons huis zit Valerius Eten & Drinken. Want in de Valeriusstraat. Maar zij waren de eerste. En toen kwam dus ook Verhulst. Van de Verhulststraat. En nu Willems. Van de Willemsparkweg. Zo gaat dat. Lekker origineel. Ik heb al gegeten en gedronken. Als er straks veteranenziekte uitbreekt in de buurt, dan heb ik een vermoeden van de bron.