Een inktzwarte zonnige dag in 1943

Mijn goede vriend Job nodigde mij uit voor de officiële onthulling afgelopen maandag van het herdenkingsmonument voor de grote razzia op Joden in Amsterdam op 20 juni 1943.

Die dag, nu 79 jaar geleden, werden ruim 5.500 van onze stad- en landgenoten bijeengedreven op het Olympiaplein in Zuid, vandaar in overvolle trams naar het Muiderpoortstation, met de trein naar Westerbork en maanden later naar eindstation Bergen-Belsen.

Ontmenselijkt, uit het openbare leven verbannen, geïsoleerd, getreiterd, geslagen, opgepakt, afgevoerd, vernietigd. De foto is zo krachtig omdat wij weten welk lot de mensen op de foto staat te wachten. Over acht maanden is iedereen dood.

De foto is gemaakt op 20 juni 1943, om 09.09 uur. Het ochtendlicht geeft een bepaalde schaduw die door kunstenaar Ram Katzir gevangen is in zijn kunstwerk Schaduwen dat – als je er overheen loopt – met je mee lijkt te gaan, zo kun je een begin van een gevoel krijgen over hoe het geweest moet zijn, op transport op die inktzwarte zonnige dag in 1943.

De man met de vlinderdas

Niemand weet meer wie hij was. Hij heet nu de man met de vlinderdas. Wat we wel weten, is dat hij op 22 of 23 februari 1941 door de Duitse bezetter werd opgejaagd, opgepakt en daarna afgevoerd en vermoord.

De razzia’s tegen de Joden in Amsterdam waren de brandstof voor de Februaristaking die twee dagen duurde en daarna hardhandig de kop werd ingedrukt.

We weten niet wie de man met de vlinderdas was, en er is geen filmbeeld van de Februaristaking. De oorlog is ver uit een vorige eeuw, alles lijkt te verdwijnen en te verdampen, alsof het niet gebeurd is.

En daarom is het zo goed dat we herdenken. Opdat wij niet vergeten. En de verhalen blijven vertellen, ook al weten we de naam niet of hebben we geen foto van die enige staking in Europa in de Tweede Wereldoorlog.

De Dokwerker is het beeld van dat verzet in februari 1941. We weten dat Mari Andriessen het beeld maakte, en dat zijn vriend Willem Termetz ervoor poseerde. Dat weten we wel. De Dokwerker is niet afgebeeld als held, maar als een ‘gewone’, maar vastberaden arbeider.

De laatste getuigen

Ik was een paar jaar geleden in het Poolse Krakau. Een drie kwartier verder ligt het Nazi-vernietigingskamp Auschwitz. Veel mensen gaan er naar toe. Ik ging ook. Ik vond en voelde dat nu ik er was op de plek moest zijn waar zoveel mensen zijn vermoord. Een historische schandvlek en schandplek van onvoorstelbare dimensies.

Veel mensen gaan naar Auschwitz. Als je slecht kijkt bij aankomst, dan denk je aan een soort pretpark. Grote parkeerplaatsen, snackbas, terrassen. Dat krijg je als veel mensen naar hetzelfde gaan. Maar ik vond het goed dat zoveel mensen gaan en gingen, hopelijk om er over na te denken en het verhaal te vertellen, net zoals de laatste nog levende getuigen nu nog kunnen doen.

Maar laten we vooral niet denken dat het een eenmalige barbarij was. De Italiaanse schrijver en scheikundige Primo Levi overleefde Auschwitz en stelde: “Het is gebeurd, en dat betekent dat het opnieuw kan gebeuren.” Dat is niet rustgevend, maar wel realistisch.

Wat wij onmenselijk noemen, is wat de mens zelf aanricht. En: te veel mensen in te veel landen hebben Auschwitz mogelijk gemaakt. Zeker vandaag is het goed om daarbij stil te staan.

Makke lammetjes

Dom. Naïef. Verkeerd voorgelicht. Onoprecht. Vals. Wat Toine Beukering ook was of is of mankeert, hij is ongeschikt als voorzitter van de Eerste Kamer. De voormalig brigade-generaal vindt dat Joden maar weinig verzet boden in de Tweede Wereldoorlog. “Dat zo’n dapper strijdbaar volk als makke lammetjes gewoon (sic) door de gaskamers werd gejaagd.”

Beukering is van Forum voor Democratie, de partij die steeds onfrisser begint te ruiken, maar de oud-militair vindt zichzelf een ‘overtuigd liberaal.’ Zijn opmerkingen over het weinige verzet van Joden was voor hem juist brandstof om in het leger te gaan. Dat nooit meer, zo had hij gedacht. Tsja. Impliciet de Joden zelf de schuld geven van hun ondergang. Je moet maar durven.

Beukering had beter kunnen weten en zich meer kunnen verdiepen en lezen. Het boek ‘Vogelvrij. De jacht op de Joodse onderduiker’ van Sytze van der Zee, bijvoorbeeld. Hoe er naast en na de razzia’s individueel of in kleien groepjes werd gejaagd op Joden. En hoe mensen niet te beroerd waren hun buren aan te geven of kopgeld van 5 of 10 gulden op te strijken voor een uit zijn onderduikplaats gesleurde Jood.

Nederland kent het relatief hoogste percentage vermoorde Joden. Heel erg welkom waren ze hier niet. De Duitsers werden ‘keurig’ geholpen bij het traceren, uitsluiten, concentreren, opjagen en op transport zetten van onze Joodse landgenoten.
In zijn boek citeert Van der Zee uit het boek ‘Na de ondergang’ van politicoloog Ido de Haan. De Haan constateert: De ondergang van de Joden speelde zich af om de hoek, voor de deur, op de trap, in de huiskamer. Iedereen kon zien dat ze ontrecht, mishandeld en vernederd werden. En al konden waarschijnlijk de meesten zich geen voorstelling maken van de wijze waarop de Joden zouden worden gedood, sommigen waren zelfs niet in staat het leed dat zich zo dichtbij afspeelde, onder ogen te zien.

Als er al makke schaapjes waren, dan waren dat heel veel Nederlandse landgenoten die het wel best vonden en graag de andere kant opkeken en leeggekomen huizen van Joden leegroofden en in bezit namen. Het is een schaamtevolle episode in onze geschiedenis. De kronkelende gedachten van dit neo-kamerlid hebben we echt niet nodig om dit nog een keer te onderschrijven.

Een gezicht van de oorlog

Een foto. De foto. Die foto. De blik. De angst en verwarring. Dat meisje. Settela Steinbach. Zij werd vergast in Auschwitz. Nog net geen tien jaar oud. Vergast omdat ze een Sinti-kind was. Een zigeunermeisje.

Iedereen kent Anne Frank. Weinigen kennen de naam Settela Steinbach, Maar vandaag was ze er weer. In een grote foto in een groot artikel in Het Parool. Omdat het morgen exact 75 jaar geleden is dat Settela in Westerbork op transport werd gezet. Er is een filmpje van waar we de foto van kennen:

Settela (over)leefde nog ruim twee maanden in Auschwitz. Op 31 juli 1944 werd ze vergast. Vrijwel haar hele gezin en familie werden vermoord. Haar vader overleefde de oorlog, maar overleed in 1946 van verdriet.

Ik zag dezer dagen Neo Nazi’s vlaggen zwaaiend marcherend en roepen om een nieuwe Holocaust. Antisemitisme tiert weer welig. In ons land hebben we een forum dat steeds meer aanschurkt tegen en onderdak biedt aan hele nare opvattingen en gedachten die zeker niet naar lavendel ruiken. Snuffel maar eens rond op het slagveld dat twitter heet.

De mens is de mens een wolf, of beter: een zwijn.

Ralph en Miep

Ik krijg de foto maar niet uit mijn hoofd. De foto is de basis voor het affiche voor de tentoonstelling ‘De Jodenvervolging in Nederland 1940-1945’ in het Holocaust Museum in Amsterdam.

Ze lijken voor ons ouder, maar het zijn nog maar kinderen op die foto. Ze zijn jonger dan mijn kinderen nu. Ze zijn 17 en 16 en al verloofd. Ik kijk naar de aktentas, de paraplu en hoe ze getekend zijn door de Jodensterren.

Ralph Polak en Miep Krant lopen in januari 1943 op de Dam richting de fotograaf hun vermoedelijke ondergang tegemoet. Ze kunnen geen kant op. Vlak hierna wordt Miep dan ook gearresteerd, maar Ralph weet haar via de Joodse Raad vrij te krijgen. Zij duikt onder in Baarn, wordt ernstig ziek, maar kan niet naar een ziekenhuis.

Ralph ontsnapt op 29 september 1943 uit het laatste grote transport naar het Oosten. Ze overleven beiden de oorlog en trouwen met elkaar. Ruim 100.000 Nederlandse Joden worden vermoord. En velen nog veel jonger dan Ralph en Miep…

14 Mei

14mei

Mijn moeder was een vrouw van weinig woorden. Zij bleef graag op de achtergrond, daar had ze het beste overzicht. Haar stem verhief zij nooit, terwijl daar aanleidingen genoeg voor waren. Zij luisterde meer dan ze sprak, en des te beter luisterde ik als ze vertelde over het bombardement op Rotterdam.

Mijn moeder was net 12 toen de Luftwaffe het Rotterdamse stadshart bombardeerde. Vanaf de Kleiweg in Hillegersberg zag ze met haar ouders en haar zusje de brandende stad, en die beelden van die 14e mei 1940 heeft zij altijd bij zich gedragen.

Mijn moeder heeft dat vorige kampioenschap van Feyenoord in 1999 nog meegemaakt. Voetbal interesseerde haar niet zoveel, ze vond het altijd fijn dat ik er zo’n plezier aan beleefde. In haar latere jaren als we zondags belden vroeg ze altijd of ik wist wat Ajax had gedaan. Het leek op sarren. Ze wist dat ik het niet wilde weten omdat ik Studio Sport wilde zien zonder voorkennis van de uitslagen. Toch gooide ze er dan zinnetjes als ‘nou, dat was niet best’ of ‘ga maar kijken, dat was wat’ uit.

Mijn moeder kon het niet laten, en één keer hapte ik echt en werd heel boos over wat ik een soort van gecalculeerd pesten vond. Ik vuurde een verbaal bombardement op haar af, zo’n moment dat altijd bij je blijft en waar je nu alsnog voor onder een steen wilt kruipen.

Mijn moeder is er niet meer en heeft dus geen weet gehad van de Renaissance van Feyenoord. En ook niet dat het kampioenschap van de ploeg van Zuid en van Gio de titel na 18 jaar drooglegging binnen sleepte op diezelfde 14 mei die zij maar niet kon vergeten. Na 77 jaar was de wederopstanding van Rotterdam voltooid. Het beeld van Zadkine heeft weer een hart. Het klopt rood en wit.  

Een tandje bij

denbriel

Het Albert Schweitzer ziekenhuis in Dordrecht is het beste ziekenhuis van Nederland, zo blijkt uit de AD Ziekenhuis Top 100. Dat is mooi, en een mooie opsteker voor de stad Dordrecht die vorige week in de Volkskrant onder de kop ‘Het verdriet van Dordrecht’ nog model stond voor de ingehaalde stad.

Waar gewonnen wordt, wordt ook verloren. Onderaan de lijst van het AD bungelt Medisch Centrum Leeuwarden, persoonlijk pijnlijk omdat mijn moeder daar al weer vele jaren her overleed. Maar zo gaat het leven. De directeur van Leeuwarden laat het er echter niet bij zitten. Hij zag plek 100 als ‘..extra reden om er een tandje bij te zetten.’. Dat wordt dus niks met zulk eng managmentgewauwel.

Maar wat ik plots met Dordrecht heb? Ik werk er. Sinds kort. Een paar dagen per week. Voor een half jaar. Bij het Dordrechts Museum, Het Hof, Huis van Gijn en het regionaal archief. In een oude stad die een uitvergroot model is van het Den Briel (of Brielle..) waar ik mijn jeugd grotendeels doorbracht. En aan die jeugd moest ik deze week weer denken toen onze jongste dochter Hedda 12 werd.

Want waar was ik toen? Ik was ook een brugpieper met een veel te zware tas die door zijn ouders van de Rijks H.B.S. te Den Briel werd gedeporteerd naar Spijkenisse omdat daar het lesrooster wel goed gevuld was. Plots zat ik niet meer om de hoek op school (zoals Hedda nu), maar 15 kilometer verderop. Het bleek een zegen.

En Dordrecht en Den Briel lijken niet alleen op elkaar, ze zijn ook verbonden in de tijd, zoals ik dat me mijn moeder was en ben en nu met mijn dochter ben en zal zijn. In Dordrecht wordt nu hard gewerkt aan Het Hof waar de geschiedenis verteld en zichtbaar wordt met als uitdagende claim  ‘Hier begint Nederland’, refererend aan een illegale Statenvergadering in 1572, niet toevallig hetzelfde jaar waarin – op 1 april – de Geuzen Den Briel veroverden op den Spanjaard.

Op 1 april verloor Alva zijn Bri(e)l, zo leerde ik al op de lagere school. En ‘In naam van Oranje doe open de poort, de watergeus ligt voor Den Briel..’. Prachtig vond ik dat als klein kereltje. De schaduwzijde was dat ik een nep 16e eeuws pakje aan moest voor de 1 april-viering. Dat was gênant. Maar iedereen moest. En zo is het historisch besef er goedmoedig ingeramd, van Brielle toen tot Dordrecht nu.

Massale psychotherapie

ek88meister

Het kan niemand zijn ontgaan. Precies een kwart eeuw geleden waren ‘we’ de beste van Europa. Oranje Europees Kampioen. Maar veel belangrijker was de zege halverwege, de 1-2 in Hamburg tegen Duistland. Dat was de ultieme opdracht, de ultieme revanche, op de verloren finale van 1974 en de gewonnen finale in 1945.

Die 21e juni 1988 in het Volkspark Stadion in Hamburg bevrijdde Nederland zich van zichzelf en van bijna een halve eeuw Duitserhaat. Een ongekende hoeveelheid opgehoopte frustratie en rancune kwam boven, als in een ‘massale vorm van psychotherapie’ zoals hoogleraar Peter Groenewold schreef.

Het shirt van Olaf Thon ging soepel door de bilspleet van Ronald Koeman, iedereen vond de fiets terug die de Duitsers stalen, en Jules Deelder dichtte over ‘zij die vielen en juichend uit hun graf rezen.’ Voetbal is geen oorlog. Voetbal is veel belangrijker dan oorlog. Het kan oorlogen overwinnen. Want dat was wat er uiteindelijk in en na 1988 gebeurde.

Nu kunnen we ‘normaal’ voetballen tegen Duitsers, niet als bezetter tegen bezette, maar als competitieve buren. En wie er nu nog over die oude fiets begint, die is echt uit een andere tijd. In Hamburg won Nederland van Duitsland en van zichzelf, en ondanks Hans van Breukelen won Nederland in de finale wél van de Russen, met die wonderschone goal van Marco van Basten over de Russische doelman Rinat Dasajev.

Maar ook die goal blijven we maar herhalen. Want we wonnen dan wel van de Duitsers en we wonnen dan wel het EK in 1988, maar daarna niets meer. We wachten al 25 jaar op een volgende hoofdprijs. Dat steekt. En mede daarom konden we de afgelopen dagen toch maar geen genoeg krijgen van ons succes. Een beetje triest was het wel. ,